tarieven en handelspolitiek geen dollars in Ame rika kunnen verdienen en daarom de invoer van Amerikaanse producten beperken. Als gevolg daarvan gaan deze landen ruilovereenkomsten aan met de Sovjet-Unie voor agrarische pro ducten tegenover Europese industrieproducten, die Amerika graag buiten de Sovjet-Unie zou houden. Er blijkt dus wel een gevoelige snaar te treffen te zijn bij de Amerikanen, vooral bij de boeren, die enige zorg koesteren over de afzet van de zeer grote tarwe- en maïsoogst van dit jaar. Spreiding en verschuiving Minister Mansholt heeft in de Tweede Kamer bij de behandeling van de begroting mede delingen gedaan, die aantonen hoe urgent de vergroting van onze uitvoer naar het dollarge- bied is. Onze agrarische export is zéér eenzijdig op Europese landen gericht (voor 75%) en heeft meerdere spreiding dringend nodig. Verder heeft hij gewezen op de verschuivingen die zich in de herkomst van de agrarische im port in Europa demonstreren. Terwijl vóór de oorlog 35 van het broodgraan uit het dollar- gebied werd geïmporteerd, is deze import thans gestegen tot 80 die van voedergranen \an 8 tot 45 die van suiker van 40 tot 77 en die van vet van 7 tot 20 Dit zijn zeer belangrijke verschuivingen, die de Amerikaanse boerenorganisaties blijkbaar ont gaan en die nog voortgaan. Deze cijfers wijzen op de noodzaak van productieverhoging in Europa en op de noodzaak van grotere uitvoer, ook van agrarische surplusproducten naar Ame rika. Wij moeten met de Verenigde Staten handel drijven op ruime schaal en niet eenzijdig. Integratie Sprekende over de noodzaak van productievei - hoging in Europa heeft minister Mansholt ge wezen op de noodzaak van specialisatie (aanpas sing van het teeltplan in verschillende delen van Europa aan bodem en klimaat) en van verbete ring van onderzoek en voorlichting, bedrijfs- verbetering, cultuurtechnische werken, enz. Voor beide wegen is een ruime internationale samenwerking een vereistede ervaringen ech ter van de afgelopen jaren tonen aan, dat in tegendeel steeds verdergaande handelsbelemme ringen en toenemende autarkie naar voren dringen, waaraan het gevaar is verbonden, dat de technische verbeteringen in de autarkische sfeer niet steeds in de juiste richting werken. Het principe, aldus de minister, moet daarom zijn, dat door beperking van de nationale souve- reiniteit van de landen door middel van een ge leidelijke overdracht van bevoegdheden aan de gemeenschappelijke organen, de weerstanden van de gevestigde belangen worden opgelost in het grotere geheel. De consequentie is, dat er geen volledige agrarische integratie kan plaats hebben als ook niet in de niet-agrarische sector een soortgelijke ontwikkeling ontstaat. Boven dien zal het noodzakelijk zijn een vrij langdurige overgangsphase in te stellen. Hieromtrent gaf de minister de volgende belangrijke uiteenzet ting (ontleend aan het orgaan van de K.F.N.Z.). De overgangsphase Gedurende de overgansphase zal met verschil lende, voor de Europese landbouw specifieke factoren rekening moeten worden gehouden. De minister noemde in dit verband het grote aan tal van kleine zelfstandige producenten, de grote verscheidenheid van producten, de be perkte oppervlakte grond en de sociologische gesteldheid, die wordt gekenmerkt door lang zame aanpassing, geringe migratiebereidheid en aanzienlijke politieke macht van de landbouw organisaties. Ten slotte zal in de overgangstoe stand ook rekening moeten worden gehouden met de verschillen in bodem en klimaat. Andere factoren zoals de grote verschillen in ontwikke lingsstadium van de landbouw in de betrokken landen, de sterke protectie in importlanden en de opmerkelijke gevoeligheid van de agrarische markt mogen evenmin worden verwaarloosd. Om aan al deze factoren recht te doen weder varen, is de instelling van een gemeenschappe- pelijk gezagsorgaan onontbeerlijk. Dit orgaan moet per product of productengroep een alge meen toelaatbaar maximum van nationale be- scherming vaststellen. Het bepaalt vervolgens de minimaal toe te passen verlaging van deze bescherming. Voor producten, die van grote be tekenis zijn, stelt de hoge autoriteit periodiek een minimum-verhandelingsprijs vast, gebaseerd op de productenprijzen van de landen met de laagste kostprijs. Omdat het consumentenbelang niet uit het oog mag worden verloren, zal even tueel tevens een maximum-prijs voor deze pro ducten moeten worden vastgesteld. Ter handhaving van het minimum-prijsniveau en van een zekere nationale bescherming dienen ook de financiële resultaten en de besteding daarvan onder supervisie van het gezagsorgaan te worden gesteld. Wanneer tegen de minimum- 129

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 5