r
een tekort op de handelsbalans van 163 mil-
lioen in 1938 stond voor dat jaar b.v. een over
schot van 260 millioen wegens rente, dividend,
enz., terwijl het totale goederen- en diensten
verkeer in 1938 zelfs een overschot liet van
355 millioen. Dat waren natuurlijk nog de
keiharde guldens van vóór de oorlog, zodat men
dit bedrag zeker met drie zou moeten vermenig
vuldigen om het ter vergelijking met de na
oorlogse uitkomsten te kunnen gebruiken.
Na de oorlog zijn echter de inkomsten uit de
internationale handel voor Nederland op
zichzelf nog altijd zeer aanzienlijk overzese
beleggingen, enz., zoals men weet onvoldoende
geweest om het tekort op de handelsbalans te
dekken. Terwijl 1949 een tekort van 253 mil
lioen op de betalingsbalans te zien gaf (dus voor
goederen- en dienstenverkeer tezamen) sloot
1950 zelfs met een totaal tekort van 1.091
millioen. Eerst de tweede helft van 19S1
een kentering te zien, terwijl deze wending ten
goede, zoals bekend, zich tot dusverre heeft
voortgezet.
Nadat in het eerste halfjaar van 1951 de toe
stand nog slechter was geworden en de beta
lingsbalans voor die periode nog een tekort van
792 millioen had opgeleverd, was het resul
taat voor het tweede halfjaar van 1951 een
overschot van 540 millioen, waardoor het
tekort voor het gehele jaar 1951 tot slechts
252 millioen werd teruggebracht.
Voor 1952 laat het resultaat zich nog belangrijk
gunstiger aanzien. Blijkens een mededeling,
welke minister Zijlstra dezer dagen heeft gedaan,
heeft het eerste halfjaar van 1952 nl. reeds een
overschot voor het goederen- en dienstenverkeer
tezamen van ruim 1 milliard opgeleverd, het
geen de verwachting rechtvaardigt, dat voor het
gehele lopende jaar een overschot zal worden
verkregen van 2 a 2/2 milliard, vooropge
steld dat de nog resterende maanden van het
lopende jaar geen onverwachte tegenslagen
brengen.
Die wijziging ten goede is vooral te danken aan
de betere verhouding tussen de in- en uitvoer
van goederen, die zóver is gegaan, dat in Sep
tember jl. de waarde van de uitgevoerde goe
deren die van de invoer met 14 heeft over
troffen
Deze gang van zaken, zomede het feit, dat het
zwaartepunt van de Nederlandse landbouwuit-
voer in de tweede helft van het jaar valt en deze
periode dan ook als regel een belangrijk beter
resultaat voor ons buitenlandse handelsverkeer
te zien geeft dan het eerste halfjaar, brachten
ons tot bovengenoemde raming van het over
schot op de betalingsbalans voor het gehele jaar
1952.
Dat bevredigende verloop van de betalingsbalans
weerspiegelt zich in de eerste plaats in een vrij
wel onafgebroken stroom van buitenlandse be
taalmiddelen naar de Nederlandsche Bank, die
inmiddels reeds een bedrag van 2>Z2 milliard
heeft overschreden. In één opzicht laat de toe
stand echter nog te wensen over, nl. terzake van
het dollarverkeer. Want hoe mooi dat deviezen-
bezit van de circulatiebank als reserve en stoot-
blok in geval van nood ook moge zijn, niet tot
uitdrukking komt hierin, dat ons land nog altijd
met een ernstig dollartekort worstelt, een tekort,
dat dit jaar weliswaar in belangrijke mate kan
worden gedekt door goud of dollars, verkregen
in het betalingsverkeer met de Europese landen,
doch dat voorshands een onoplosbaar, maar
daarom niet minder dringend probleem blijft
vormen. Intussen staan wij hierin niet alleen,
doch zitten wij in dit opzicht met de andere
Westeuropese landen in hetzelfde schuitje.
Het grote overschot op de betalingsbalans heeft
er ook toe geleid, dat de schatkist op rozen is
komen te zitten: het vrije tegoed van het Rijk
bij de Nederlandsche Bank beloopt thans reeds
omtrent 900 millioen en stelt duidelijker dan
wat ook de volkomen onafhankelijkheid in het
licht, waarin de Staat ten opzichte van de geld
en kapitaalmarkt is komen te verkeren. De
schatkist kan het immers desgewenst geruime
tijd zonder nieuwe middelen stellen. De uitgifte
van een nieuwe staatslening zou ten hoogste in
aanmerking kunnen komen voor consolidatie-
doeleinden, voor omzetting dus van uitstaand
schatkistpapier in een lang lopende obligatie
lening. Doch in de millioenennota heeft de
minister van Financiën uitdrukkelijk verklaard
daarvoor voorlopig niet te gevoelen en aan de
gemeentelijke financiering de voorrang te zullen
laten.
Intussen werkt de geldruimte, voortvloeiende
uit het grote overschot in het betalingsverkeer
met het buitenland, zomede de versterking van
het vertrouwen, daardoor teweeggebracht, de
verdere verbetering van de positie van de be-
leggingsmarkt in de hand. Hierin schuilt ook
de verklaring voor het feit, dat de koersstijging
op de ohligatiemarkt aanhoudt, de voortgaande
cmissiestroom ten spijt.
Wat de staatsfond: enmarkt betreft is naar ver
houding het koersherstel van de 2^2 -Neder
landse Werkelijke Schuld het grootste geweest.
117