J ckn de Eini» ratie De heer Mr. J. A. U. M. van Grevenstein, plaatsvervangend commissaris voor de emigra tie, sprak in een regeringsuitzending over boven staand onderwerp. De tekst van deze lezing la ten wij hieronder volgen. De belangstelling voor emigratie naar Zuid- Afrika neemt de laatste tijd meer en meer toe. Dit blijkt vooral uit het aantal aanvragen bij de aanmeldingskantoren, terwijl bovendien vele brieven worden ontvangen van mensen, die be langstelling voor Zuid-Afrika hebben en daar over inlichtingen vragen. Dat de mogelijkheden voor Nederlanders in dat grote en mooie land niet gering zijn, werd in I het verleden reeds bewezen door duizenden vaderlanders, die in dit stamverwante land zich een goed bestaan hebben weten te veroveren. Bij mijn bezoek aan Zuid-A frika heb ik dit met eigen ogen kunnen zien. Ik kan U de verzekering geven, dat de Nederlanders, die ik in Zuid-Af rika ontmoet heb, het daar uitstekend maken. Ik neem ongetwijfeld aan, dat er ook daar Neder landers zijn, die nog veel voor hun toekomst te wensen over hebben, maar die ik ontmoet heb waren zeer tevreden. Ik denk hierbij aan Nederlanders, die ik ge sproken heb in Johannesburg, Kaapstad, Dur- ban, Bloemfontein en Port Elisabeth en die in vele gevallen eerst enkele maanden geleden naar Zuid-Afrika waren geëmigreerd. Onder hen de veevoederproductie, t.b.c.-bestrijding, borg stellingsfonds, enz. Wanneer nu ook de plannen tot het opruimen an de handelsbarrières in Europa en tot samen werking op agrarisch gebied intussen voortgang maken, kunnen onze zorgen over de afzet van de toenemende productie geleidelijk verminde ren. Einde dezes jaars zal de grote Europese landbouwconferentie het integratievraagstuk onder handen nemen, nadat de gehele zomer de deskundigen in Parijs het materiaal verzameld en geordend hebben. waren bankwerkers, lassers, automonteurs en electriciens. De automonteur, die ik sprak en die nog niet in het vinden van woonruimte voor zijn gezin was geslaagd, was niet minder tevreden dan de bankwerker, die dit reeds wèl gelukt was. L hoort het wel, ook het woningprobleem is in Zuid-Afrika, als in alle nieuwe landen en in ons eigen land een groot probleem. Men zal er dan dikwijls op moeten rekenen, dat het gezin eerst later zal kunnen nakomen en dat het hoofd van het gezin zo lang in een hostel (kosthuis) moet verblijven. De huishuren in dit land zijn aan zienlijk hoger dan in Nederland, zodat men daarmede wel degelijk rekening moet houden, luren van 15 tot 20, dus 150,tot 200,per maand zijn normaal, zodat men er goed aan doet zich niet te laten verblinden door de veel hogere Zuidafrikaanse lonen. Met dit al zijn deze lonen, welke zich voor vaklieden be wegen tussen 50 en 80, een ruime waarborg om zich in Zuid-Afrika een goed bestaan te ver werven. In 1951 vertrokken bijna 3000 Nederlandse emigranten naar dit land. In 1952 zullen er on geveer 4000 vertrekken. Wanneer U deze aan tallen hoort zult U zich ongetwijfeld afvragen: uit wat voor categorieën van personen bestaan deze aantallen? Kan iedereen er, ongeacht zijn beroep, terecht? Het antwoord hierop isin de eerste plaats die genen, die een vak verstaan. Een vak, dat voor de Zuidafrikaanse economie van belang: is. De kansen voor ongeschoolden zijn zó gering, dat zij er beter aan doen de gedachte aan emigratie naar Zuid-Afrika uit hun hoofd te zetten. Voor het verrichten van ongeschoolde arbeid zijn in Zuid-Afrika ruim voldoende arbeidskrachten aanwezig. Voor geschoolden, vaklieden dus, biedt Zuid- Afrika zoals gezegd goede mogelijkheden. In het verleden emigreerden in hoofdzaak bouw vak- en metaalarbeiders. Het is thans zó, dat ook voor andere beroepsgroepen plaats is. De mate echter, waarin Zuid-Afrika emigranten kan opnemen, is afhankelijk van de situatie op 78

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 6