de keerzijde der medaille staat, dat deze reserve
voor een goed deel verkregen is door de vermin
dering van de invoer. Hierop zal een tegenge
stelde beweging moeten volgen, die een vermin
dering van de reserves niet zich mede kan bren
gen. Naast deze natuurlijke reactie staat ons nog
het doorwerken van het defensieprogramma te
wachten, waardoor de druk op handels- en be
talingsbalans eveneens zal toenmen. En dan is
er nog het dollarprobleem om ons er aan te
herinneren, dat ons land economisch nog geens
zins de positie van voor de oorlog heroverd
heeft.
De Millioenennota kondigt geen verlaging van
de fiscale druk aan. Eerder moeten we op het
tegengestelde rekenen als we in het oog houden,
dat de werkloosheid wel eens omvangrijk zou
kunnen worden. Dat zal hoogstwaarschijnlijk
het geval zijn als de investeringen op een zo
laag niveau blijven als de laatste tijd het geval
is geweest. Als het juist is, dat hoge belastingen
de vestiging van nieuwe ondernemingen en de
'uitbreiding en vernieuwing van bestaande be
drijven in de weg staan, dan is het vooruitzicht
niet bemoedigend en zal ergens de vicieuze
cirkel moeten worden doorbroken.
1 let Kamerlid Hofstra heeft op het congres van
het N.V.V. verdedigd, dat de overheid wen
selijke investeringen moet voorschrijven en
andere moet verbieden. Het aandeel van de
gemeenschap in de investeringen moet worden
vergroot en aan de arbeiders moet een geza
menlijk aandeel daarin worden toegekend. De
heer Hofstra, radicaal in zijn denkbeelden,
meent dat de deelneming van de overheid in het
bedrijfsleven kan bijdragen tot verzwakking
van de conjunctuurgolven. De Staat zou een
eventuele deelneming met eigen geld moeten
financieren, hetgeen zou betekenen, dat geen
belastingverlaging zou worden toegepast bij
hoge conjunctuur.
De gedachten van de heer Hofstra zijn in Ne
derland bepaald nog geen gemeen goed. Prin
cipes buiten beschouwing latende, moet gecon
stateerd worden, dat hier sprake is van algehele
verwaarlozing van uitvoeringsmoeilijkheden.
Deze zijn zo groot, dat alleen al daarom de door
de heer Hofstra aangewezen weg niet bewan
deld kan worden. Deze plannen zijn meer merk
waardig dan waardevol.
Wèl van betekenis is het initiatief van de minis
ter van Economische Zaken om bij de hoofd
commissie voor de industrialisatie een commissie
ad hoe in te stellen om te bestuderen hoe de
industriefinanciering gesteund kan worden door
transformatie van risicomijdend in risicodra
gend kapitaal. De commissie heeft tot taak de
hoofdcommissie van advies te dienen omtrent
de opzet en de werkwijze van een garantiefonds
ten behoeve van de verruiming van het aanbod
van risicodragend kapitaal door middel van
transformatie van risicomijdende besparingen.
Het betreft hier een denkbeeld, dat geenszins
nieuw is. Van de grote stroom van besparingen,
die in de vorm van premiën en inkoopsommen
naar de levensverzekeringmaatschappijen en
pensioenfondsen vloeit, wil men een deel dienst
baar maken aan de industriefinanciering en wel
in de risicodragende sfeer, die deze institutio
nele beleggers als regel vermijden. Ergens moet
het risico opgevangen worden en daarvoor is
blijkbaar gedacht aan een garantiefonds.
De vraag rijst wie er in dit fonds zullen deel
nemen. Uit de omstandigheid, dat de heren
Woltersom van de Robaver en Posthuma van
de Herstelbank in de commissie zitting hebben,
mag wellicht worden afgeleid, dat de minister
aan een samenwerking van de handelsbanken
met de Herstelbank heeft gedacht.
Produetiebevordering
Van de tegenwaarderekening van het Marshall
plan zal 8 millioen worden vrijgegeven ten
behoeve van de uitvoering van een aantal pro
jecten, die direct of indirect de verhoging van
de landbouwproductie bevorderen. Er wordt
3.4 millioen uitgetrokken voor de verbetering
van 140.000 ha cultuurgrond, o.a. komgronden.
Voor stalverbetering zal 2.4 millioen worden
besteed, voor verbetering van de waterhuishou
ding 750.000,om de verbouw van nieuwe
gewassen te stimuleren kan over 500.000,—
worden beschikt. Van enkele kleinere belangen,
die worden gesteund, noemen wij het boeren- en
landarbeiders jongerenwerk en de z.g. „home
economics". Het eerste voorziet in de financie
ring gedurende drie jaren van een project om
in Nederland een begin te maken met technisch
jongerenwerk, zoals dit door de agrarische
standsorganisaties is opgezet. Het tweede pro
ject schept de mogelijkheid uitvoering te geven
aan het voornemen in het nieuwe studiejaar aan
de landbouwhogeschool te Wageningen te star
ten met het onderwijs in de landbouwhuishoud-
kunde (Amerikaans: home economics).
Dit zijn alle zeer nuttige dingen, naast de ob
jecten. die reeds in uitvoering zijn: verdere
inpoldering van de Zuiderzee, bevordering van
77
Belastingen en investeringen