zijn er ingelegd bij de Rijkspostspaarbank 211.500.000 en terugbetaald 217.000.000. Bij de Bondsspaarbanken zijn ingelegd 316.700.000 en terugbetaald 287.100.000. Samengevat in een maandgemiddelde gaf dat dus voor de eerste zeven maanden van het jaar voor de Rijkspostspaarbank een minus van 800.000.en voor de Bondsspaarbanken een plus van 4.200.000, De drie pijlers van Uw beleggingen zijn en blij ven soliditeit, liquiditeit en rentabiliteit. Voor een teveel aan onderhandse leningen, hoezeer aantrekkelijk uit hoofde van soliditeit en renta biliteit, worde gewaarschuwd met het oog op de liquiditeitde hypothekenportefeuille is bij de meesten Uwer groeiend, doch niet zo hard, dat de bijzondere aandacht op de niet-beleenbaar- heid ervan gevestigd moet worden. Wel wil ik U sterk raden, uitsluitend normale, vaste hypo theken te sluiten; het geven van geld op crediet- hypotheek kan, zo dit geregeld gebeurt (en het begrip geregeld is moeilijk definieerbaar), tot fiscale moeilijkheden aanleiding geven. De ren tabiliteit is over het algemeen de laatste tijd heter dan vroegerde spaarbanken, die zo ge lukkig zijn geweest de langlopende, niet-uitlo- tende staatsleningen te kunnen afstoten, profi teren nu daarvan. Belegging in woningbouw, hoezeer in de geest van de tijd, moet voorzich tig worden bekeken en bij voorkeur niet verder gaan dan een deel van de vrije reserve, welke helaas bij velen Uwer, tengevolge van stijging van de rentestand en gevolgelijk daling van de beurskoersen, een ernstige veer heeft moe ten laten. Verontrustend is dit niet in hoge mate, want het betekent boekverlies, niet reëel verlies. Voor het handhaven van een eerste liquiditeit tegen een niet te lage rente geeft de spaarbankrekening bij 's Rijks Schatkist nog steeds bevrediging. Kostenanalyse In eigen huis en kantoor is het kostenvraagstuk niet onbelangrijk. Meer uren van openstelling, meer personeel, grotere afhaalch'enst, uitgebrei der schoolsparen, enz. enz., brengen grotere kosten op verhoogd peil met zich. Het secreta riaat heeft daarom een kostenanalyse 1951 ge maakt, in drie groepen, t.w. A. de grote spaarbanken van Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam B. 26 middelgrote spaarbanken met een te goed van tussen 7.500.000,en C. 13 kleinere provinciale spaarbanken met een tegoed van minder dan 7.500.000, Zoals elke statistische analyse is ook deze, waarin bepaalde bijzondere plaatselijke omstan digheden bij individiuele spaarbanken verwerkt zijn, niet absoluut zuiver, maar de gevonden cij fers geven toch een belangwekkende aanwijzing voor de samenstelling van het onkostencijfer. Be geef U ter tijdsbesparing alleen de generale uitkomst voor de drie groepen in procenten A B C Personele lasten 7L37 66,14 Materiële lasten gebouw 8,3. 6,77 Materiële lasten bedrijf 17,64 Propagandakosten 3-°4 5.59 6,— A f schrijvingen BH 4,43 3.71 De analyse bevat voorts een onderverdeling van de genoemde posten voor de drie groepen in een laagst, hoogst en gemiddeld percentage. Het moet mij van het hart, dat het mij treft, dat in de groepen B en C het laagste percentage voor een relatief belangrijk aantal spaarbanken ten aanzien van de propaganda voor bedrij fssparen, afhaaldienst en andere spaarvormen, bijzonder klein, zo niet nihil is. Dit leidt tot de onpleizie- rige conclusie, dat er een vrij groot aantal spaar banken is, dat minimaal heeft bijgedragen tot het zo even genoemde groepsgemiddelde bij deze post van B en C, te weten 5,59 en 6 Dit is een klein schokje voor het vertrouwen, dat ik zo even in het algemeen uitsprak in Uw antwoord op het zelfonderzoek, dat ik l' aan beval. Het secretariaat staat U te allen tijde ten dienste om U over dit onderwerp meer gege vens te verschaffen en U behulpzaam te zijn bij de vergelijking van de gemiddelden met de uitkomsten in Uw eigen bedrijf en bij het be ramen van maatregelen tot terzijdestelling van opvallende afwijkingen in de een of andere zin. In dit verband vestig ik Uw aandacht op de tabel in het jaarverslag, waarin U de bedragen van de bovengenoemde posten vindt, alsmede de doorsnede-percentages voor alle groepen. Maar ook vindt gij daar de onkosten uitgedrukt in een percentage van het inleggerstegoed, te weten 0,67 Legt men daar naast het percen tage van de rentemarge ad 0,94 dan trekt men de conclusie hoe nodig de stijging van deze rentemarge was om de nog steeds stijgende onkosten te kunnen opvangen. De in bovenbedoelde tabel berekende percenta- 30.000.000. 82 X X 10 7,24 13,11 16,60 100, 100, UK),

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 10