(onder welke laatste zeer vele getrouwde vrou wen) werken, begonnen wij tenslotte aan het eigenlijke doel van onze reis: de studie der Amerikaanse landbouwcoöperaties. De neerslag van deze studie zal men te zijner tijd kunnen lezen in het rapport, dat erover zal verschijnen en waarop het niet dienstig is teveel vooruit te lopen. Toch is het zeker mogelijk reeds nu enige globale indrukken te geven. Vier dagen lang vertelden diverse functiona rissen van het departement van Landbouw, af gewisseld door leiders op het gebied van het landbouworganisatiewezen en het terrein der landbouwcoöperatie ons vele wetenswaardig heden, alvorens wij verder op pad gingen. Het trof ons, hoe uitnemend de Amerikaan de kunst verstaat in een kort tijdsbestek een kern achtig inzicht te geven in een bepaald onder werp. Reeds direct vanaf het eerste schooljaar worden de kinderen getraind in het spreken over opgegeven onderwerpen en het zelfstandig maken van studies. Jong geleerd, oud gedaan. Ook later, komende bij de coöperaties zelve, viel het op, hoe deze bedrijven, ook in de lagere regionen, beschikken over lieden, die zonder om haal van woorden een heldere uiteenzetting weten te geven van hun werkzaamheden, ge projecteerd tegen de achtergrond van het ge heel. Na een algemeen oriënterend overzicht van de Amerikaanse landbouwproductie werd het ter rein der coöperatie betreden. Bij de uiteenzet tingen werd veel gebruik gemaakt van grafische voorstellingen en beeldstatistieken. Het was merkwaardig om waar te nemen, hoe bijna al deze beelden slechts één richting kennende lijn naar boven. Een van de weinige lijnen in nederwaartse richting betrof de afname van het aantal landbouwbedrijven (sinds 1920 bedraagt de afname ruim een millioen bedrijven), waar tegenover natuurlijk weer stond de toename der gemiddelde grootte (van 59 H.A. in 1920 tot 86 H.A. in 1950). Het aantal landbouwcoöperaties vertoont even eens een afnemende tendenz. Dit wil echter geenszins zeggen, dat hun belang ook afneemt. Integendeel, door een grote mate van horizon tale en verticale integratie komen er steeds meer coöperatieve grootbedrijven. Ook op dit gebied gaat de ontwikkeling dus in de richting der concentratie. Vrij van sentiment Het was interessant te vernemen, hoe men de functie van de landbouwcoöperatie zag als een zuiver zakelijke, vrij van sentiment. Gaan in Nederland nog wel eens stemmen op, dat de boeren alles coöperatief moeten doen, in Ame rika blijft men op dit punt streng zakelijk. „Be denkt wel", zo zeide ons Mr. John Davis, de se cretaris van de Nationale Raad van Landbouw coöperaties, „dat coöperatie niet vereenzelvigd moet worden met de weg naar Utopia." Wan neer men vraagt, welke argumenten men pleegt te gebruiken om de Amerikaanse boer tot coö peratie te bewegen, krijgt men dan ook ten ant woord, onder een veelzeggende slag op de broek zak: „More money in the pocket". Men coöpe reert dan ook niet in de gevallen waarin parti culiere handel of industrie bevredigende prijzen aan de boer betaalt of berekent. Een sprekend voorbeeld hiervan vormde de vleesverwerking. Op dit gebied is de concurrentie in Amerika enorm. Er zijn ongeveer 4000 bedrijven van be tekenis, die elkander fel beconcurreren en waar van Swift en Armour in Chicago met een om zet van om en de bij 2l/2 milliard dollars per jaar, aan de kop liggen. De marges zijn dan ook klein en de boeren achten het niet raad zaam om de vleesverwerking in coöperatief ver band te gaan ondernemenbij de moordende concurrentie op dit terrein zou het een coöpera tie, die moet beginnen met zeer belangrijke in vesteringen, uiterst moeilijk vallen een voet aan de grond te krijgen. Men ziet er de noodzaak ook niet van in, want uit de hete strijd resulteert over 't algemeen een voor de boer aannemelijke prijs. Naar men ons mededeelde, zijn er in de V.S. dan ook slechts 3 coöperaties, die zich op dit terrein bewegen. Gezonde financiële opzet Aanknopend aan het bovengenoemde punt der investeringen, viel het ons op, dat de financie ring daarvan wel enigszins anders gaat dan dat over 't algemeen in Nederland het geval is. De doorsnee-Amerikaanse coöperatie is misschien in Nederlandse termen het beste te kenschetsen als een op coöperatieve grondslag werkende N.V. Behoudens wellicht een enkele.uitzonde ring kent men in Amerika niet de aansprakelijk heid der leden, althans gaat deze niet verder dan het bedrag der door hen genomen aandelen. Men houdt niet van verplichtingen, waarvan men de grootte niet direct kan overzien. Gevolg hiervan is, dat het geld, benodigd voor de in vesteringen bij een nieuw op te richten coöpe ratie, voor een zeer belangrijk deel door de coöpererende boeren op tafel moet worden ge- 60

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 8