Kops om een Nederlandse bewerking te leveren van een bekende Engelse flora. De platen zou den worden overgenomen en Kops zou de Ne derlandse tekst verzorgen. Dit lag echter niet in Kops' aard. Opgeleid voor een kerkelijk ambt, liefhebberde hij aanvankelijk in de plantkunde en de kennis van de landbouw, maar naarmate hij zijn eigen krachten leerde kennen en daar aan gestalte gaf, werd de landbouw zijn levens taak en verwierf hij zich een kennis van de Ne derlandse planten, die hem een plaats bezorgde onder de geleerden van de eerste rang. Daarom wilde hij ook geen copieën van planten, op vreemde bodem gegroeid, maar verlangde hij oorspronkelijke afbeeldingen van alle hier levende planten. Zo ontstond het eerste deel van deze Flora Batava, dat in Novem ber 1800 uitkwam. Het was dit, ook thans nog door de biologen erkende en geraadpleegde standaardwerk, dat Kops' naam tot ver over de grenzen bekend deed worden. Eerst in 1934 is de Flora Batava voltooid met de verschijning van het 28e deel. Meer aan zijn naam op wetenschappelijk gebied dan aan zijn landbouwkundige geschriften en werkzaamheden had Kops het te danken, dat hij in 1815 werd benoemd tot hoogleraar in de kruidkunde en de landhuishoudkunde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. De kruidkunde was reeds lang een universitair vak; de land huishoudkunde echter was in Nederland een ge heel nieuw vak en eerst bij de herziening van het hoger onderwijs in 1815 bij de leervakken van de wis- en natuurkundige faculteit opge nomen. Hoe moet het Kops te moede zijn geweest toen hij deze benoeming ontving? Hij wist zich de kenner van Hollands landbouw bij uitnemend heid. Van 1796, toen hij secretaris was van de duincommissie, had hij zich ambtshalve daar mede bezig gehouden en in de loop der jaren zich met de toenemende bloei daarvan vereen zelvigd. Onder Goldberg had hij als commis saris van landbouw de kans gekregen het platte land van alle gewesten der Republiek in ogen schouw te nemen en de meeste vooruitstrevende werkers op dit gebied van nabij te leren kennen. Bij de ontstane moeilijkheden had Goldberg het veld geruimd, maar Kops bleef en werd daar door dè autoriteit in landbouwzaken. Vele maat regelen en wetten in het belang van de land bouw kreeg hij ingevoerd. Toch bleek meer en meer, dat velen zijn bedoelingen niet begrepen en in 1813 werd door de toenmalige minister van binnenlandse zaken (waaronder de land bouw toen ressorteerde) het standpunt ingeno men, dat de landbouw geen voorwerp van staatszorg behoorde te zijn. Volgens Kops eigen aantekeningen w as de aanbieding van een pro fessoraat voor de minister een gerede aanlei ding zich van een lastige commissaris te ont doen. Met weemoed legde Kops het ambt, dat hij gedurende 15 jaar bijna onafgebroken had vervuld, neer, wetende, dat geen opvolger zou worden benoemd. Hij was nu 50 jaar oud. Een nieuwe cn eer volle werkkring lag voor hem open, waarin hij de landbouw andere en misschien niet minder grote diensten kon bewijzen. Een leerstoel was geschapen, waarom reeds tientallen jaren was geroepen. Was het daarom wonder, dat Kops tenslotte met geestdrift en vertrouwen zijn nieuwe post aanvaardde? Op 15 Febr. 1816 hield hij zijn intreerede over het Aanbelang van het academisch onderwijs in de Nederlandsche landhuishoudkunde". Voor liet eerst gebruikte Kops voor een inaugurale rede de Nederlandse taal, omdat de lessen zich bepaalden tot de vaderlandse gronden. Hij om schrijft zijn wetenschap als volgt: ,,De land huishoudkunde bepaalt zich niet alleen tot het doen voortbrengen van winstgevende gewassen van welk eenen aardmaar strekt zich ook uit tot het voederen en opkweken van onderschei den vecsoorten en tot de eerste bewerking van de voortbrengselen van het vee. Zij bevat dus akkerbouw, houtwinning, veeteelt en zuivel- maken, en alle die huishoudelijke inrigtingen en beheringen, welke daartoe noodzakelijk zijn. De colleges in de landhuishoudkunde werden verplicht gesteld voor theologische studenten, met de bedoeling, dat deze later als predikan ten in plattelandsgemeenten de bevolking enige landhuishoudkundige voorlichting zouden ge ven. Veel vrucht schijnt deze maatregel niet te hebben opgeleverd; ze werd althans in 1840 in getrokken. Kops bleef zijn hoogleraarsambt vervullen tot i835- De vraag of de leerstoelen in de landhuishoud kunde, die in 1876 bij de hervorming van het hoger onderwijs en de oprichting van de Rijks landbouwhogeschool vervielen, aan hun roeping hebben voldaan, moet ongetwijfeld bevestigend worden beantwoord. Doordat Kops, die al zijn krachten nodig had om zijn colleges op hoog peil te houden (hij miste de grondslag der exacte vakken en had dus alle tijd nodig om hun groei te volgen) en bovendien directeur was van het kabinet van landbouwwerktuigen, 37

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 13