gunstigst was de toestand in de streken, waar de bevolking niet alleen armoede kende, maar ook onder de druk van oude feodale relaties leefde en zich in slaafse onderworpenheid boog voor de macht van grootgrondbezitters, die meestal meer belangstelling toonden voor hun privileges, dan voor hun plichten jegens de van hen afhankelijke boeren. Met grote voortvarendheid vatte Jan Kops zijn taak aan, door zijn studiereis meer dan ooit overtuigd van de grote noodzaak van het ne men van overheidsmaatregelen in het belang van de landbouw. De ervaringen, opgedaan met de wet tot instelling van een veefonds (voor het voorkomen en bestrijden van de veepest) in December 1799, waren voor Kops een prikkel om op de ingeslagen weg voort te gaan. Al spoedig bemerkte hij echter, dat men zijn be doelingen niet begreep. Om de voorlichting te verbeteren richtte Kops in 1803 het „Magazijn van Vaderlandschen Landbouw" op, een min of meer officieel orgaan, waarin alle wetten en ambtelijke stukken, die op de landbouw betrek king hadden, werden opgenomen. De zes delen van dit werk bevatten vele belangrijke feiten en vormen eigenlijk de eerste samenvattende be schrijving van de landbouw in verschillende ge deelten van ons land. Na de inlijving van de Nederlandse gewesten bij b rankrijk werd het door Goldberg en Kops aangevangen onder zoekingswerk voortgezet onder leiding van d'Alphonse. De resultaten zijn neergelegd in een voortreffe lijk geschrift, getiteld „Apergu sur la Hol- lande". Als een stuwende kracht staat Jan Kops achter alle overheidsbemoeiingen met de landbouw. Op advies van Jan Kops ging raadspensionaris Schimmelpenninck, president van de Bataafsche Republiek, over tot het instellen van (provin ciale) commissiën van landbouw, welke volgens de instructie zouden bestaan uit geoefende land bouwers of andere deskundigen en die tot taak zouden hebben de overheid in haar zorg voor de landbouw bij te staan. Op deze wijze zou het voor de centrale overheid mogelijk worden een belangrijke steun te verkrijgen bij de uit voering van haar program van staatsbemoeienis ten behoeve van de landbouw. De commissies van landbouw deden in de tijd, waarin tengevolge van de Napoleontische oor logen handel en scheepvaart in verval geraak ten en de agrarische productie meer dan ooit van betekenis was, reeds dadelijk nuttig werk. De instructie van de commissies van landbouw onderging in 1807 enige verandering. Voort aan zou iedere provincie evenveel landbouw- arrondissementen tellen als de commissie leden. In 1809 kregen de commissies opdracht zich ook met het uitschrijven van prijsvragen te belasten. liet was alweer Jan Kops, die gedurende de jaren van het bestaan der commissies de prae- adviezen schreef voor haar algemene vergade ringen. Gedurende de jaren van inlijving, 1810 tot 1813, werden de commissies opgeheven 0111 in 1814 wederom te worden ingesteld. Zij zijn echter sterker gedecentraliseerd gebleven dan Kops had bedoeld. In de provincies deden zij - voor zover dit uit de archieven valt 11a te gaan nuttig werk, maar als apparaat van staatszorg voor de landbouw schoten zij te kort. Jan Kops zette in 1814 zijn pogingen tot cen tralisatie voort, echter zonder het door hem ge wenste resultaat. Na 1823 vonden geen alge mene bijeenkomsten van de commissies meer plaats slechts in hun provinciale vorm konden zij het bestaan nog rekken. Zij werden tenslotte in 1851 opgeheven. Keren wij echter terug tot de werkzaamheden van Jan Kops, die ook onder het bestuur van Koning Lodewijk Napoleon, van 1806 tot 1810. de ziel bleef van de Nederlandse landbouwpoli tiek. Naast het redigeren van het Magazijn van Vaderlandschen Landbouw en zijn zorg voor de commissies van landbouw, ontwierp Kops verschillende wetten en reglementen. I11 1808 werd een commissie ingesteld tot het exami neren van veeartsen. In 1809 kwam een wet tot stand, welke de keuring van springstieren regelde, eveneens een wet tot bevordering van de paardenfokkerij en een wet inzake belasting vrijdom ter bevordering van ontginningen. In 1810 vaardigde Koning Lodewijk een de creet uit ter vergemakkelijking van de verdeling van marke- en gemeentegronden. Kops was ook degene, die de stoot gaf tot de oprichting van een kabinet van landbouwkun dige werktuigen, geopend in 1810. „Hij zal daarboven ieder jaar aan den secreta ris van Staat een rapport overleggen wegens den staat des landbouws over de gehele Repu bliek in elk afgelopen jaar" aldus luidde de laatste zinsnede van artikel 10 van Kops' in structie als commissaris van de landbouw. Na de instelling van de reeds genoemde commissies van landbouw was het mogelijk om aan de hand van gegevens uit het gehele land jaarlijks de „staten van den landbouw" op te stellen. De O O 35

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 11