der schuld (het totaal van deze bedragen moet gelijk zijn aan het verschil tussen de voorschot kolommen van het dagboek leenbank). Tijdens de behandeling van de uitstaande voor schotten krijgt bestuurslid A bovengenoemde staat, bestuurslid B grootboek II, terwijl be stuurslid C de schuldbekentenissen en hypo- theekak'ten (in volgorde van grootboek II) vóór zich neemt. A noemt het folio, dat door B wordt opgesla gen, terwijl C de gestelde zekerheid opsomt, zo mede de overeengekomen aflossing. B, houder van het grootboek, kan aan de hand van de door C genoemde aflossing, welke ook aan het hoofd van het folio in het grootboek vermeld staat, nagaan of er regelmatig en tot het juiste bedrag wordt afgelost, daar in het grootboek ieder jaar is afgelijnd; de aflossingen staan in de rechter kapitaalkolom vermeld (dit is de vierde bedragenkolom), terwijl de linker kapi taalkolom het bedrag van de schuld aan het be gin van het boekjaar vermeldt. In de eerste en tweede (rente-) kolom worden respectievelijk geadministreerd de verschuldigde rente en de betaalde rente. Wanneer men pas met deze werkwijze begint, worden er misschien wel eens foutieve bedra gen opgelezen, doch al zeer spoedig zal het be stuur er even goed in thuis zijn als de kassier. Al doende leert men. Creclieten Wat de credieten betreft kan de kassier aan het bestuur overleggen de mutatiestaten van grootboek III. Indien de kassier de gewoonte heeft de credieten in een aparte groep in zijn grootboek op te nemen,, wordt het overzicht daardoor vergemakkelijkt. De credieten in lopende rekening kunnen zowel een debet- als een creditsaldo aanwijzen. Zoals bekend komen in grootboek III behalve credie ten tevens depositorekeningen voor, welke reke ningen uitsluitend een creditsaldo mogen aan wijzen. Men volgt de verstandigste weg door de depositorekeningen in een afzonderlijk groot boek of in een afzonderlijke groep van het (los bladige) grootboek III onder te brengen. De rekeningen met crediet splitse men in drie groepen en wela. credieten onder borgstelling b. crediethypotheken en c. credieten onder di verse zekerheid. Credietoverschrijdingen Het bestuur -zal bijzondere aandacht behoren te besteden aan eventuele credietoverschrijdingen. Ter hoogte van het saldo per i Januari behoort in grootboek III in de kolom „Opmerkingen" het bedrag van het toegestane crediet te worden ingevuld. (Onder „toegestaan crediet" wordt verstaan het bedrag, dat op de akte is vermeld, verminderd met de plaats gehad hebbende in perkingen). Aan de hand van deze aantekening over de grootte van het crediet kan het bestuur terstond nagaan of een crediet overschreden is. I Iet door de kassier toestaan van het opnemen van bedragen, waardoor het debetsaldo groter wordt dan het toegestane crediet of waardoor een depositorekening (wij vermeldden reeds, dat dit rekeningen zijn, die alleen een credit saldo mogen aanwijzen; we kunnen ook zeg gen, dat het rekeningen zijn zonder crediet) een debetsaldo gaat aanwijzen, is niet geoorloofd en wel om de navolgende redenen a. omdat dit volgens de instructie van de kas sier verboden is. b. omdat credietverlening, behoudens eventueel vereiste goedkeuring van andere instanties,, slechts toegestaan is tegen door het bestuur voldoende geachte persoonlijke of/en zake lijke zekerheid (artikel 3 der statuten). Indien op deze wijze credietoverschrijding plaats vindt, wil dit zeggen, dat de kassier zijn be voegdheid overschreden heeft. De kassier is vol gens artikel 36 van de statuten belast met het kasbeheer en de financiële administratie binnen de grenzen van het met hem te sluiten arbeids contract met instructie. Misverstand op het ter rein van credietoverschrijdingen door onge oorloofde uitbetaling mag derhalve uitge sloten worden geacht. Het terrein van credietoverschrijdingen is er een vol voetangels en klemmen. Menig kassier heeft door het toelaten van overschrijdingen tot zijn schade en schande financiële offers moeten brengen in de vorm van het aanzuiveren van een credietoverschrijding, die niet meer op de debiteur te verhalen viel. Een kassier, die credietoverschrijdingen toe staat, overschrijdt zijn bevoegdheid. Bestuur en raad van toezicht, die daarop niet zorgvuldig toezien, gaan vanzelfsprekend ook niet vrij uit. Meestal durft de kassier niet neen te zeggen en meet hij zich op deze wijze bevoegdheden aan, die het fundament van de bank langzaam maar zeker ondermijnen. Eenmaal begonnen met Jansen te hoog debet te laten komen, kan de kassier dit aan Pietersen moeilijk weigeren, want het is begrijpelijk, dat de wehvillende 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 7