constateerd moet worden, dat de gefinancierde coöperaties in het algemeen te langzaam aflos sen. Spreker is van mening, dat de boerenleen banken vrij strenge eisen kunnen stellen aan het aflossen van voorschotten en het inperken van credieten in het belang van banken èn van coö peraties. En deze belangen zijn niet gering, ge zien het feit, dat de boerenleenbanken, de Cen trale Bank en de Grondkapitaalbank voor 330 millioen zijn betrokken bij de financiering van coöperaties. De rekening en verantwoording over 19^1 wordt goedgekeurd en het voorstel ten opzichte van de gemaakte winst wordt aanvaard. Na schorsing van de vergadering wordt de al gemene vergadering van het Onderling Waar borgfonds geopend. De notulen van de vorige vergadering worden vastgesteld en het bestuur wordt gemachtigd 0111 de bijdrage over het jaar 1951 "iet te innen. De voorzitter van het be- stuur licht de post Lopende schadegevallen 220.000. toe. De commissie heeft geadvi seerd die verliezen niet over de leden van de betrokken banken om te slaan, daar de leden in deze geen schuld hebben en de terugslag, die op zulk een maatregel moet volgen, vermeden moet worden. Nadat de vergadering van het Onderling Waar borgfonds is gesloten, wordt die van de Cen trale Bank voortgezet. I oehchting op de wijziging van de dispensatie- regeling 1951 wordt door de voorzitter van het bestuur gegeven. Deze verwijst naar hetgeen hij reeds eerder gezegd heefthij zou op de vraag of de regeling nog wel nodig is, willen antwoor den, dat het rentegamma nog vele aanvragen van gemeenten, scholen, enz. ten gevolge zal hebben, dat de verbetering in het opvragen van gelden een tijdelijk gevolg is van het opteren van goederen,, dat er overvloedige oogsten in alle sectoren zijn geweest, dat een nieuw con flict als dat in Korea kan uitbreken. Gezorgd moet worden, dat de middelen niet te hard weg vloeien. Het voorstel tot wijziging van de dispensatie regeling wordt dan, met enkele stemmen tegen, aangenomen. Na de pauze wordt bekend gemaakt, dat de heren Mr. W. F. F. Baron van Verschuer, N. J. H. Raat en M. P. van der Weijden met overgrote meerderheid zijn herkozen en dat de heer Mr. R. J. van Beekhoff gekozen is in de vacature-Klein Lankhorst. De heer Jhr. Mr. W. C. Hooft Graafland be spreekt daarna de ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt 111 het afgelopen jaar. Spreker wijst op de grote schommelingen als gevolg \an het rentegamma, van Korea en van de maat- 1 egelen van de Nederlandsche Bank. Enerzijds werden deposito s tot belangrijke bedragen te- 1 uggenomen, anderzijds werden voortdurend credieten en voorschotten aangevraagd. Het was noodzakelijk kasgeldleningen op te zeggen, schatkistpapier af te stoten en effecten te ver kopen; aanvragen van hen, die niet bij de boerenleenbanken thuis behoorden, werden af gewezen, maar ook in meerdere gevallen moes ten boerenleenbanken worden teleurgesteld, om dat haar liquiditeit het verstrekken van leningen niet veroorloofde. Want in de eerste plaats moet gezorgd worden, dat de boerenleenbanken te allen tijde in staat blijven de bij haar gedepo neerde gelden terug te betalen. De heer Th. J. Visser behandelt vervolgens het onderwerp: de boerenleenbank en de wet toe zicht credietwezen. Spreker verdeelt zijn onder werp in drie delen,, respectievelijk handelende over het toezicht, door de Nederlandsche Bank op de banken uitgeoefend vóór de wet, de strijd 0111 het wetsontwerp en de voornaamste inhoud van de wet. Aanvankelijk was het toezicht van de Neder landsche Bank gebaseerd op een vrijwillige overeenkomst, in 1946 aangevuld door kw alita tieve controle, welke in 1951 vervangen werd door de credietbeperkingsmaatregelen. De strijd om het wetsontwerp is hard geweest verweten werd aan de regering onoprechtheid, gevreesd werd voor misbruik van bevoegd heden, terwijl het ontbreken van overleg be treurd werd. Het doel van de wet is het beleid van de over heid en dat van het bankwezen te coördineren en de liquiditeit en solvabilitett van de crediet instellingen te handhaven, c.q. te bevorderen. De wet regelt welke instellingen onder haar toe zicht vallen en geeft voorts algemene voor schriften. Na de belangrijkste bepalingen en de meest in grijpende veranderingen, welke in het wetsont werp werden aangebracht, te hebben behandeld, zegt de heer Visser van harte te hopen, dat de voorschriften geen belemmeringen zullen mo gen inhouden voor een ongestoorde, gezonde ontwikkeling van ons landbouwcredietwezen, maar dat ze zodanig zullen zijn, dat de leiders hun verantwoordelijkheid voor een blijvende goede functionnering kuneti blijven dragen en dat ze niet te zeer de heilzame zelfstandigheid, die de werkzaamheden van het landbouwcrediet-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 8