ving van een grote liquiditeit uiterst noodzake lijk is. De voorzitter prijst het begrip en de medewerking van de aangesloten banken en ver trouwt, dat bet begripéén voor allen en allen voor één in onze organisatie nimmer tot een holle leuze zal worden. Spreker meent namens alle boerenleenbanken bestuur en directie te mogen gelukwensen met de onder moeilijke omstandigheden behaalde bevredigende resul taten. Het overlijden van de heer H. Iv. Koster, lid van de raad van toezicht van de Grondkapitaal- bank en van de heer A. C. van der Have, voor zitter van de Ring Schouwen en Duiveland, wordt herdacht, evenals dat van een aantal functionarissen van boerenleenbanken, van wier verscheiden in de Raiffeisen-Bode werd kennis gegeven. Na een schrijven van een der aangesloten ban ken, waarin wordt verzocht er op aan te dringen de vergadering niet voor de afloop te verlaten, te hebben voorgelezen, worden de stembureaux gevormd. Vervolgens wordt overgegaan tot vaststelling van de notulen der vorige vergadering en daar na tot behandeling van de rekening en verant woording over het boekjaar 1951 De voorzitter van het bestuur, prof. dr. G. Minderhoud, deelt mede, dat in de eerste 9 maanden van het afgelopen jaar omstreeks 150 millioen gulden van de in Utrecht gedeponeerde gelden werd opgevraagd. Spreker acht dit wel niet verontrustend tegen de 370 millioen aan direct beschikbare middelen en 173 millioen aan effecten, maar meent dat de opvragingen toch aanleiding geven tot de vraag of dit zo zal doorgaan en waar dan het einde zal zijn. De heer Minderhoud herinnert er aan, dat vorig jaar met algemene stemmen een dispensatierege ling werd aanvaard, nadat de Nederlandsche Bank reeds credietbeperkende maatregelen had genomen. Dit bleek echter niet voldoende te zijn; de debetrente van de boerenleenbanken bleef over het algemeen laag met als gevolg vele aanvragen van personen, die niet bij de boe renleenbanken thuis behoorden en van gemeen ten, polders, enz. door handhaving door de regering van het rentegamma daartoe genood zaakt. Een en ander dreigde een zodanige om vang aan te gaan nemen, dat aan de bestaande dispensatieregeling een clausule moest worden toegevoegd, waardoor het verstrekken van le ningen aan niet-leden alleen mogelijk bleef voor dié boerenleenbanken, die over een grote liqui diteit beschikken. Bij verschillende boerenleen banken zullen deze regelingen wel enige ont stemming hebben verwekt, maar dan dient be dacht te worden, dat met de verlening van voor schotten en credieten en het doen van beleg gingen door die banken verder werd gegaan dan te rijmen viel met goed bankbeleid. Met na druk verklaart de heer Minderhoud echter, dat aanvragen voor normale bedrijfscredieten voor boeren, tuinders en kleinere middenstanders nimmer zijn geweigerd, ook al had de betref fende bank de dispensatiegrenzen overschreden. Vervolgens wijst de heer Minderhoud er op, dat liet landbouwcredietwezen niet in staat is alle credieten en leningen voor land- en tuin bouw en bovenden nog voor polders, scholen, gemeenten, provincies enz. te verstrekken. De boerenleenbanken zijn er in de eerste plaats om bedrij fscredieten te verstrekken. Hypotheken en andere lange leningen zullen veelal uit andere bronnen moeten komen, ook al opdat de boeren leenbanken zoveel mogelijk liquide zullen blij ven. De zucht van de boerenleenbanken om te verdienen doet hen echter de voorzichtigheid te veel uit het oog verliezen. Ook voorzichtig be heerde banken dienen in staat gesteld te worden een behoorlijke reserve te vormen. Om deze banken te steunen is een bijzondere renterege ling getroffen. De financiële resultaten der boerenleenbanken zijn gelukkig meegevallen en geconstateerd mag worden, dat de gehele organisatie over die re sultaten tevreden mag zijn. Een groot bedrag aan effecten werd verkocht. De middelen bij de Centrale Bank zullen ver moedelijk in de komende jaren verder teruglo pen, de onkosten worden voortdurend groter Een beter rendement van onze activa is dus nodig bovendien ziet spreker het feit, dat de beurswaarde van onze effecten zoveel lager ligt dan de balanswaarde,, slechts als een schoon heidsgebrek. Het effectenbezit van de^ Centrale Bank moest ook als gevolg van de destijds nood gedwongen met de minister van financiën ge troffen regeling als te groot worden beschouwd. Het verlies op de verkoop wordt verkleind, doordat zoveel minder aan vennootschapsbelas ting wordt betaald; de opbrengst versterkte onze liquiditeit en kon terstond weer tegen 41/, °/o worden uitgezet. Daarna uit de heer Minderhoud zijn bezwaren tegen de vele coöperaties, die niet beseffen, dat investeringen althans ten dele door de leden zelf gefinancierd dienen te worden, dat bouw en inrichting nooit volledig door de credietoiga- saties kunnen worden gefinancierd, terwijl ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 7