De pionier van Hollands landbouw ken van menige boerenleenbanken wel eens open willen leggen. Dan zal blijken, dat vele credie- ten worden verstrekt (zij het ook tot meer be perkte bedragen) onder verschillende soorten van zekerheden en dat zij, die het broodnodig hebben,, indien de bank het slechts enigszins kan doen, aan het benodigde crediet worden gehol pen. De organisatie is zelfs zover gegaan om aan het bestaande Onderlinge Waarborgfonds een nieuwe afdeling (de Afdeling C) toe te voegen, welke afdeling bestemd is om aan de boerenleenbanken de mogelijkheid te openen credieten, die niet op de gebruikelijke wijze kun nen worden gedekt, toch te doen verlenen indien deze crediet verlening uit een oogpunt van so ciale of agrarische belangen gewenst wordt ge acht. Maar, en hier zal de schoen wel wringen, er kan niet worden gezegd, dat alle bij de boeren leenbanken aangevraagde credieten worden toe gestaan. Onze lezers zijn voldoende op de hoogte van deze zaken om te weten welke moei lijkheden zich daarbij voordoen, maar de bui tenstaander weet dit niet en als hij dan de cijfers ziet van het geldreservoir van de boerenleen banken is hij al spoedig geneigd te denken, dat een onbillijke schifting der credietnemers wordt toegepast, indien een bepaalde aanvrage moet worden afgewezen. Men kan het ook moeilijk tot de verplichtingen van een boerenleenbank rekenen om aan alle in gekomen aanvragen te voldoen. Zij hebben naast haar taak om de financiële belangen van haar leden te behartigen zeker niet minder de taak om te waken tegen een in verhouding te grote omvang der credietverlening. Wij hebben met het bovenstaande nog eens wil len vaststellen hoe nuttig het is, dat de leden dei- boerenleenbanken een duidelijk inzicht hebben in de gang van zaken bij de credietverlening, opdat slecht gefundeerde uitspraken en bepaalde waandenkbeelden in het juiste licht kunnen wor den gezet en zo nodig kunnen worden weerlegd. Nadat wij in de nummers van ons blad van Üctober 1951 tot en met Februari 1952 een kort overzicht hebben gegeven van werk en leven van Friedrich Wilhelm Raiffeisen, de stichter van de boerenleenbanken, willen wij in dit en de daarna volgende nummers onze aandacht wijden aan een figuur uit onze Vaderlandse landbouw en wel aan de man, die in de literatuur vaak wordt aangeduid als ,,de pionier van Hollands landbouw", Jan Kops. Spraken wij in de aanvang van onze beschrij ving van het leven van Raiffeisen over een grote, doch helaas nog altijd bij velen slechts weinig1 of in het geheel niet bekende figuur, met nog te meer nadruk mag dit naar onze mening- gelden van Jan Kops. Wij zouden ons er althans niet al te zeer over verbazen indien velen van onze lezers zouden moeten bekennen nog nim mer van Jan Kops te hebben gehoord. Hopelijk mag onze uiteraard beknopte beschrijving van het leven van Kops er toe mede werken om deze voor onze Nederlandse landbouw toch inder daad belangrijke figuur enigszins aan de ver getelheid te ontrukken. Gegevens voor ons artikel ontleenden wij aan de navolgende werkenGeschiedenis van den Zeeuwschen Landbouw in de 19e en 20e eeuw en van de Zeeuwsche Landbouw-Maatschappij, door Dr. P. J. Bonman (1946), Geschiedenis van de Nederlandse Landbouw 17951940, onder redactie van nu wijlen Prof. Dr. Z. W. Sneller (2e druk, 1951), Jan Kops, pionier van Hollands Landbouw door Mr. J. Baert (1943) en Heren en boeren, een studie over de commis- siën van landbouw (18051851) door Dr. J. M. G. van der Poel (1949). Jan Kops werd op 6 Maart 1765 te Amsterdam, waar zijn vader een uitgebreide en winstgevende lakenhandel dreef, geboren. Reeds in zijn vroeg ste jeugd verloor hij zijn moeder, terwijl zijn vader stierf, toen Jan negen jaar oud was en met zijn zuster werd overgelaten in de vertrouwde zorg van zijn tweede moeder. Al spoedig ver huisde het gezin naar Haarlem, waar de familie van zijn tweede moeder woonde. Hier liep Jan de Franse school af en kwam hij in aanraking met een vriendenkring van jeugdige patriotten en liefhebbers in letterkunde en wetenschap. Vooral de botanie was Kop's liefhebberij en al vroeg heeft hij gevoeld, dat op het gebied van de plantkunde zijn roeping lag. Met alle kracht, die in hem was, verzette hij zich tegen de wens van zijn voogd, die de lakenhandel van zijn vader voor hem had aangehouden. Door de medewerking van zijn stiefmoeder werd het hem mogelijk gemaakt het gymnasium te bezoe ken om later verder te kunnen studeren. Zijn hartewens om de natuurwetenschappen te mogen 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 10