I 1n 1 ioraI ie mededeli11gen
Kassier B: En hoe gaat dat in de praktijk?
Redacteur: Wij hebben nog geen volledige in
druk doordat men pas sinds kort werkt, maar
er worden goede resultaten geboekt, mede dank
zij een intensieve werving. Het publiek blijkt
een voorkeur te hebben voor betrekkelijk kleine
kapitalen, die met een korte looptijd, b.v. 2 a
5 jaar worden bereikt. Daarentegen biedt de in
casso weinig moeilijkheden, daar de meeste
contractanten aan het loket komen storten. Het
is tevens gebleken, dat de schoolspaarbank een
goede voorbereiding is geweest en een goede
voedingsbodem biedt.
Kassier F: Juist, dat bedoel ik ook. Wij heb
ben een schoolspaarbank, waar als regel in vrij
grote bedragen wordt gespaard. Vele van onze
kinderen komen later in loondienst en met een
spaarcontract zouden wij ze graag op gang wil
len houden. Ik weet, dat dit bij ons mogelijk is,
want er is zelfs naar gevraagd.
Redacteur: Wij zullen zorgen, dat U zo spoe
dig mogelijk ruimer geïnformeerd zult worden.
Kassier B: Ik heb onlangs enige cijfers ge
noteerd van de ontwikkeling van de levensver
zekeringmaatschappijen en de spaarkassen, maar
daaruit blijkt wel, dat de gewone spaarbanken
lelijk achterblijven. De productie van nieuwe
kapitaalverzekeringen bedroeg in 19^1 b.v.
ruim 791 millioen gulden, te weten 87 millioen
gulden meer dan in 1950. Voor de rentever-
zekering waren de productiecijfers in 1050 en
1951 respectievelijk 950,5 millioen en 984,8
millioen gulden. Ook het ingeschreven bedrag
bij de spaarkassen is voortdurend groeiend.
Redacteur. Inderdaad zijn de ontwikkelings-
cijfers van het levensverzekeringbedrij f heel
belangrijk, doch daar zijn ook bijzondere oor
zaken voor, zoals de vele na-oorlogse collec
tieve verzekeringen, hetgeen op zichzelf weer
wijst op een ingrijpende sociale structuurver
andering.
Het neemt echter niet weg, dat de spaarbanken
deze ontwikkeling niet kunnen bijhouden en blij
mogen zijn, indien ze niet achteruit gaan.
kassier C: Wij praten nu steeds over de rij
pere jeugd en sparen, maar is het U wel eens
opgevallen, dat de jongere mensen in het alge
meen een geringe rol spelen in onze organisatie.
Je ziet ze nauwelijks op de vergaderingen en ze
worden pas lid als ze crediet nodig hebben. Dat
was vroeger ook anders. Neem nu eens al die be
stuursleden, die 40 jaar en langer in dienst zijn.
Als je terugrekent, dan blijkt, dat velen vroeger
op hun 30ste jaar al een bestuursfunctie be
kleedden, ja er moeten er ook geweest zijn van
in de twintig. Ik leid daar uit af, dat juist de
jonge mensen vroeger een groot aandeel hebben
gehad in de opbouw van onze organisatie en
tegenwoordig noemt men een bestuurslid van in
de 40 nog jong.
Kassier E: Het moest eigenlijk mogelijk zijn
om de jongeren in het algemeen meer aan te
trekken ook als leden, want zij moeten tenslotte
het werk voortzetten.
RedacteurHeren, we komen weer op een
nieuw terrein en ik zou willen voorstellen dit
later eens te behandelen.
En hiermede is het verslag van deze tweede
praatavond plotseling afgebroken.
an de commissaris voor de emigratie, res
sorterende onder het ministerie van Sociale
Zaken en Volksgezondheid, ontvingen wij het
verzoek van tijd tot tijd enkele mededelingen be
treffende de emigratie in ons blad te willen op
nemen
Gaarne willen wij aan dit verzoek voldoen.
Voor ditmaal geven wij enkele cijfers betrek
king hebbend op de emigratie naar provincie
van herkomst en bestemmingsland.
Indien men de cijfers van 1951 met die van
1950 vergelijkt, dan blijkt in de eerste plaats,
dat de totale emigratie nog steeds een sterk stij
gende lijn vertoont: 21.330 personen in 1950
tegen 37.605 in 1951.
De provincies Noord- en Zuid-Holland blijven
de belangrijkste plaats ten aanzien van het to
taal aantal vertrokken emigranten innemen:
meer dan 50 van de emigranten is uit deze
provincies afkomstig.
De Noordelijke provincies hebben hun relatief
belangrijke plaats in het emigratiebeeld behou
den, gezien per 1000 inwoners per provincie.
Friesland verdubbelde zelfs het totaal van zijn
8