mijn, welke daarvoor is gesteld, is afhankelijk van liet percentage reageerders, dat aanwezig is. Hen rundveebeslag met een percentage reactie- dieren liggende tussen o t/m 10 °/o moet vrij zijn vóór i Mei 1952, 11 t m 20 vóór 1 Mei 1 >53- 21 t/m 30% vóór i Mei 1934' 3' 111 30 vóór 1 Mei 1955 en 51 t 111 100 vóór 1 Mei T95Ó. Indien de betrokken veehouder binnen de ge stelde termijn de stal reactievrij beeft gemaakt, beeft bij recht op a.een premie per koe, welke in de jaren 19-kt en 1930 positief reageerde en in de gestelde termijn is opgeruimd en geslacht. Deze premie wordt halfjaarlijks door de minister vastgesteld. Zij bedraagt in bet algemeen f 1 30,per koe, doch is op bet ogenblik in de provincie Zuid-Holland vastgesteld op 123,en in Utrecht op ióo, li.) Terugbetaling van de spaarheffing. De eis is niet gesteld, dat de boeren de zieke dieren moeten vervangen, doch in bet algemeen zal dit vanzelfsprekend wel gebeuren. De zieke die ren worden voor de slacht verkocht en de delen, welke voor de consumptie in verband met de t.b.c. niet geschikt zijn, worden vernietigd. Over bet algemeen hebben ook de reageerders een zeer behoorlijke slachtwaarde, doch het kan tegen vallen wanneer de beesten in erge mate ziek zijn. Tegen het risico, dat de beesten in meerdere of mindere mate voor de slacht worden afgekeurd, is de slager verzekerd bij het Centraal Bureau voor de Slachtveeverzekering te Utrecht, terwijl de boer daarvoor de premie betaalt. Indien de boer meent, dat hij binnen de gestelde tijd de stal reactievrij heeft gemaakt, doet hij daarvan mededeling aan de Provinciale Stich ting Gezondheidsdienst voor Dieren en deze controleert 6 weken na binnenkomst van het be richt of dit inderdaad het geval is. I11 het be vestigend geval volgt binnen ongeveer 14 dagen de uitbetaling van de premie en de terugbetaling van de spaarheffing. Deze worden uitbetaald door het bovengenoemde fonds, dat zich daarbij bedient van het Bedrijfschap voor Zuivel, dat de betaling weer laat geschieden door de zuivel fabriek, waarbij de boer is aangesloten. Alleen in Zeeland geschiedt de uitbetaling door het be drijfschap voor Vee en Vlees. Uit het bovenstaande volgt reeds, dat het ver strekken van crediet onder uitsluitende zeker heid van cessie der voorwaardelijke premie en de eventuele spaarheffing statutair niet geoor loofd is, daar de dekking onvoldoende moet worden geacht. Het valt immers van tevoren niet te zeggen of de boer er binnen de gestelde termijn in slaagt om zijn stal reactievrij te ma ken. Weliswaar speelt de zorgvuldigheid, welke de hoer hierbij betracht, een rol, doch ook om standigheden buiten zijn wil kunnen de oorzaak- zijn, dat hij binnen de termijn niet slaagt. Het is meermalen voorgekomen, dat een boer die meende een vrije stal te hebben nadat hij zijn reageerders had opgeruimd en daarvoor in de plaats nieuwe dieren had gekocht, na verloop van enige tijd moest constateren, dat het aantal reactiedieren in plaats van af-, toegenomen was. Mogelijk dat dit risico door vervanging u't eigen aanfok kan worden verminderd, doch dit risico blijft niettemin steeds bestaan. De conclusie moet dus luiden, dat credietverle- ning door boerenleenbanken op de voorwaarde lijke premie en de voorwaardelijke uitkering van de spaarheffing als uitsluitende zekerheid moet worden afgewezen wegens onvoldoende dekking. Indien de veehouders de voor de slacht ver kochte reageerders wensen te vervangen door andere koeien, hetzij door aankoop van nieuwe dieren, hetzij uit eigen aanfok, zullen zij zich indien zij ter bereiking van dat doel credietbe- hoefte gevoelen op de normale wijze van be- drijfscrediet hij de boerenleenbank moeten voor zien. 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 7