FINANCIEEL OVERZICHT Zo hieraan nog behoefte zou bestaan, zou de huidige ontwikkeling op de staatsfondsenmarkt liet bewijs kunnen leveren, dat wanneer de staatsfinanciën in evenwicht zijn, het voeren van een bepaalde rentepolitiek om liet geld goedkoop en de rente laag te houden, volmaakt overbodig is. Wanneer het geld op een stevig fundament staat en niet door misbruik van de biljettenpers van overheidswege wordt onder mijnd en uitgehold, zal er weinig neiging be staan tot uitgeven, zal de bestedingsdrang in hoofdzaak worden beheerst door zuiver econo mische overwegingen. Zoekt de overheid daar entegen haar heil in het voeren van een z.g. deficitpolitiek, als hoedanig een politiek pleegt te worden bestempeld, die zich kenmerkt door voortdurende en gewoonlijk steeds groeiende tekorten op de staatsbegroting, dan moet men wel zijn toevlucht nemen tot kunstmiddelen, om de ongunstige uitwerking van bovenbedoelde politiek te verzachten en zo mogelijk te verhin deren. Dat lukt dan gewoonlijk slechts zeer ten dele wat betreft de stand van de betalingsbalans. Weliswaar kan een straf deviezenregiem voor komen, dat er meer wordt ingevoerd dan onder zulke omstandigheden wenselijk is, doch het ongunstige effect op de uitvoer, dat dan op treedt, is niet te verhelpen, tenzij een volledig stelsel van distributie wordt toegepast. Het teveel aan koopkracht, dat door de inflatie is geschapen, zal immers leiden tot een vlucht uit het geld in de goederen, waardoor het binnen landse prijspeil stijgt, de concurrentie in het buitenland moeilijker wordt en, wat zwaarder weegt, minder voor uitvoer beschikbaar komt, omdat de eigen bevolking te veel koopt. Om aan een dergelijke ontwikkeling paal en perk te stellen, heeft in Maart van het vorige het bepaalde in art. 14 der statuten. Bij de eerstvolgende algemene vergadering zal deze dan het bestuur moeten machtigen deze opzeg ging te doen. Dit moet dan wel op de agenda geplaatst worden als een te behandelen punt. Tenslotte kan het lid nog door het bestuur worden ontzet (zie art. 15 in verband met art. 101 letter C). Voor deze laatste mogelijkheid gevoelen wij in het door U genoemde geval echter niets. jaar de nieuwe regering het roer omgegooid. De maatregelen, die in het kader van die nieuwe koers werden genomen investeringsbeperking en discontoverhoging zijn destijds uitvoerig door ons besproken. Dat ze nuttig en daarom noodzakelijk zijn geweest, is niet voor bestrij ding vatbaar, veeleer, zo zijn wij geneigd vast te stellen, heeft de praktijk aangetoond, dat dit de enige weg was om te verhoeden, dat het met onze gulden van kwaad tot erger zou gaan. Het merkwaardige is nu, dat wij kunnen waar nemen, dat de verbetering van de Nederlandse betalingsbalans en van de deviezenpositie, dus van de externe monetaire verhoudingen, ook een belangrijke invloed ten gunste op de interne monetaire verhoudingen heeft uitgeoefend. Vrijwel parallel met de deviezenaanwas hij de Nederlandsche Bank is ook het vertrouwen in de gulden toegenomen. Het is nog te vroeg om reeds van een volledige terugkeer van het ver trouwen in het geld te kunnen spreken, omdat de voorwaarden hiervoor ten slotte zijn een alge hele slechting van de deviezenbarrières en een grote stabiliteit in de internationale verhoudin gen op politiek en financieel terrein. Doch dat inmiddels belangrijke vorderingen in de goede richting zijn gemaakt, valt niet te loochenen. De Nederlandsche Bank beschikt thans over een potje van 2200 millioen aan goud en devie zen, d.i. 1300 millioen meer dan het diepte punt van Juli 1951Er wordt weer gespaard, de inleggelden overtreffen bij de meeste bankinstel lingen ook hij ons de opvragingen en ten slotte blijkt ook uit de ontwikkeling op de staatsfondsenmarkt, dat men voor zijn beleggin gen op langere termijn veel minder afwijzend staat tegenover langlopende leningen dan in de tijd, toen de goedkoop-geld-politiek hoogtij vierde, het geval is geweest. Bij nadere beschouwing van de aan het einde van dit overzicht afgedrukte koerstabel kan men vaststellen, dat de koersen zich thans over de gehele linie de dollarlening uitgezonderd aanzienlijk hoven het dieptepunt van Augustus 1951 bewegen. Tweemaal is het herstel naar verhouding aanzienlijk geweest, n.1. van Augus tus op September en in de periode Februari/ Maart, die zo juist is afgesloten. In September waren de stijgingen het grootst, waarbij men evenwel dient te bedenken, dat aan dat herstel 12 ®®®®®®5Xs)®®®®®®®®®®®®®(;

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 12