van de Overheid zijn in Amerika bijzonder groot
geweest en zijn dit ten dele nog. Als mogelijke
oorzaken meent het rapport te kunnen noemen
de zeer grote algemene credietbehoefte in de
op explosieve wijze groeiende bedrijvigheid in
Amerika, de jeugd van het land zonder een
eigengeërfde boerenstand, de geneigdheid van
de Amerikaanse boer om flinke risico's te dur
ven nemen, terwijl ook de dunbevolktheid van
het platteland een factor is, die tot het ontstaan
van andere vormen dan de Nederlandse aanlei
ding geeft.
Een opvallend verschil tussen de Farm Credit
Administration met haar vier typen van door
de Overheid gecontroleerde banken en onze
coöperat'eve boerenleenbanken is, dat de Ameri
kaanse banken door middel van een intense
publiciteit hun geld trachten te verkopen aan de
boeren. De samenstellers van het rapport kregen
de indruk, dat de Amerikaanse boer voor alle.^
tracht te sparen door te investeren.
Vervolgens de Farmers Home Administration.
Na verschillende voorafgaande experimenten is
in 1946 ten slotte deze dienst tot stand gekomen
met de uitgesproken bedoeling een oplossing te
vinden voor het kleine-boerenprobleem, dat ook
in Amerika niet onbekend is (in 1948 hadden
1.7 milliren boeren gezinnen een lager inko
men dan 1.000.vertegenwoordigende een
koopkracht, overeenkomende met ongeveer
2.000.
olgens Amerikaanse opvattingen dient het
hulpprogram te steunen op twee hoofdpeilers,
enerzijds opvoeding en technische voorlichting,
anderzijds financiële hulp.
Alleen die boeren worden via dit program ge
holpen, die niet in staat zijn uit andere bronnen
voldoende geldmiddelen te verkrijgen, nodig om
een zeker bestaan in hun bedrijf te hebben.
oorts moet er een redelijke zekerheid zijn, dat
het bcdrij f na gezondmaking geschikt is om aan
de voldoende bekwame boer en zijn gezin met
hulp van de farmers Home Administration een
behoorlijk inkomen te geven.
De financiële hulp bestaat uit het verstrekken
van gecontroleerde leningen. Deze leningen zijn
bestemd voor
a. de aankoop van meer vee en werktuigen, ten
emde met succes een gezinsbedrijf te kunnen
exploiteren, de aflossing van andere schul
den, die het bereiken van de gestelde doel
einden in gevaar zouden kunnen brengen
door de voorwaarden, waaronder zij waren
aangegaan en de financiering van de jaar
lijkse bedrijfs- en gezinsuitgaven;
b. de aankoop van gezinsbedrijven of het aan
brengen van noodzakelijke verbeteringen
door pachters, zetboeren en landarbeiders,
het in staat stellen van aanwezige eigenaars
om door aankoop hun bedrijf te vergroten
en noodzakelijke verbeteringen in hun eigen
dom aan te brengen.
De Farmers Home Administration geeft zelf
leningen, maar stelt zich ook garant tegenover
particuliere geldverstrekkers.
In 1950 waren aan Jj millioen boeren leningen
verstrekt, die allen gecontroleerd werden op hun
bedrijfsvoering. Een indruk van de omvang van
de verleende hulp krijgt men b.v. uit het aantal
sinds Juli 1944 tot Juni 1950 geholpen oorlogs
veteranen: 166.000 kregen bedrijfskapitaal tot
een totaalbedrag van 175 milloen.
Tn 195° verstrekte de Farmers Home Admi
nistration aan ruim 100.000 boeren leningen als
hiervoor onder a. genoemd tot een totaalbedrag'
van ongeveer 100 millioen.
Ten gevolge van de beperkte omvang van de
jaarlijks door het parlement beschikbaar gestelde
bedragen konden slechts twee van de vijf aan
vragers geholpen worden.
In iedere streek (county) kan de minister van
Landbouw een commissie benoemen van drie
personen, waarvan ten minste twee het boeren
bedrijf moeten uitoefenen, terwijl alle leden be
kend moeten staan om hun geslaagde bedrijfs
voering'. Van Overheidswege wordt in iedere
streek een toezichthouder aangesteld (deze is
dus in Rijksdienst), die bij zijn werk door ge
noemde commissie ter zijde wordt gestaan. Bij
iedere aanvrage gaat de toezichthouder (en in
moeilijke gevallen ook de zo juist vermelde
commissie) de betrokken boer bezoeken en alle
moeilijkheden en mogelijkheden van het bedrijf
worden met hem besproken. Ditzelfde heeft
ook plaats met de huisvrouw; in iedere staat is
hiervoor een huishoudspecialiste aangesteld.
Wordt aan de betrokken boer een lening ver
strekt, dan wordt zijn bedrijf, vooral in het
eerste jaar, enkele malen door de toezichthou
der bezocht.
Behalve het verregaande toezicht op en de hulp
aan de boer, die een lening heeft aangegaan,
verzekert de Overheid zich ook nog op een
andere wijze tegen eventuele tekortkomingen
8