Veevoeder voor 1953
Minister Mansholt gaat door met zijn bezorgd
heid over de veevoederpositie lucht te geven.
Dit zijn de feiten: We kunnen de huidige voor
ziening nog volhouden tot einde 1952l>or
1953 zou 800.000 ton uit het buitenland moe
ten worden betrokkener kan echter niet meer
dan 600.000 ton worden gekocht. Dat wordt
ten gevaarlijke situatie, tenzij (en nu komt
het!) de boeren de eigen veevoederproductie
verhogen. Eén ha aardappelen levert 1/2 maal
zoveel voedingswaarde als één ha haver. Er
moeten hakvruchten worden geteeld en er moet
zoveel mogelijk onrendabel grasland worden
gescheurd (200.000 ha). Door drastische maat
regelen zou de veevoederproductie met 50
kunnen stijgen. Nederland, dat nu gemiddeld
900.coo ton krachtvoeder moet invoeren, zou
dan nog slechts 400 a 500.000 ton behoeven te
importeren.
Met overschakelen van graan op hakvruchten is
een moeilijke zaak bij de tegenwoordige prijs
verhoudingen. Wat zou men beter kunnen ver
bouwen dan voedergranen bij de hoge prijzen
van het ogenblik. Reeds de suikerbieten, toch
waarlijk niet slecht in prijs, kunnen de concur
rentie moeilijk volhouden. Als de import van
veevoeder verder wordt beperkt, zullen de span
ningen nog groter worden. Op de duur leidt dit
tot de noodzakelijkheid van het in handen
nemen van de gehele binnenlandse oogst door
de regering. Dit is wel zeer bezwaarlijk. Daar
om moet gehoopt worden, dat de invoer nog
wat meevalt en dat het programma voor de op
voering van de binnenlandse productie geleide
lijk kan worden uitgevoerd.
De tuinbouwveilingen hebben in 1951 L'en grote
omzet kunnen boeken, gezamenlijk niet minder
dan 375 millioen. De cijfers voor resp. 1948,
1949 en 1950 zijn 340, 330 en 310 mil
lioen. Uit dit hogere omzetcijfer (aldus .Groen
ten en Fruit") mag stellig niet de conclusie
worden getrokken van een evenredig hoger
winstcijfer voor de tuinders, want de gestadige
stijging van de productiekosten zal een aanzien
lijk deel van de hogere opbrengst hebben op
geslokt. De minimumprijsregeling heeft geen
zware aanvallen te trotseren gehad. De reserve
van de fondsen is met 3,5 millioen tot 10
millioen toegenomen.
Voor de tuinbouw was 1951 dus geen slecht
jaar. Natuurlijk is de toekomst onzeker. 1 el-
kenjare hangt dit geval aan een zijden draad en
zijn het de plotseling opkomende importbehoef
ten van andere landen, veroorzaakt door over
matige regenval of grote droogte, die uitkomst
brengen voor onze tuinders, die het voordeel
hebben van een gelijkmatig zeeklimaat.
Een paar weken geleden heeft de heer Prins,
de voorzitter van het Centraal Bureau voor de
Veilingen de aandacht gevestigd <4» de zwakke
plek in de mooie ontwikkeling van onze export
in 1951. Het betreft de trage betaling, speciaal
door de Duitse afnemers en de toenemende
credietverlening door de veilingen aan de ex
porteurs. Het begint er op te lijken (ook in an
dere sectoren van de agrarische export komt dat
voor), dat van Nederlandse zijde niet alleen de
export naar Duitsland, maar ook de invoer in
dat land gefinancierd moet worden. Die kant
moet het niet uit. N11 het zoveel beter gaat met
de economische toestand in West-Duitsland, zal
men daar te lande er toe moeten overgaan de
importeurs beter te voorzien van credietfacili-
teiten, opdat de financiering van het handels
verkeer niet een eenzijdige Nederlandse verant
woordelijkheid worde.
Landaanwinning; en- verlies
Sinds het jaar 1250 hebben de Nederlanders
550.000 ha land veroverd op het water.
T11 dezelfde tijd verloren we ruim 500.000 ha.
We moeten, als we deze cijfers, die afkomstig
zijn van Ir. A. G. Bruggeman, hoofdingenieur
van de Provinciale Waterstaat in Zuid-Holland,
in het oog nemen, er dus hard voor vechten om
dezelfde oppervlakte boven water te houden.
Wat kan er nog gebeuren? In de naaste toe
komst komen voor inpoldering in aanmerking:
de Dollard, de Louwerszee en enkele kleinere
objecten in Groningen en Friesland, in Zuid-
Holland, Zeeland en Brabant, verschillende ob
jecten o.m. het verdronken land van Saaftinge,
de Braakman, het Noorder- en Zuidersloe, de
schorren van Ossendrecht. In totaal 21.000 ha.
Op langere termijn is er echter nog veel meer
te doen. Op de Waddenzee 130.000 ha! Vooral
bij de objecten op lange termijn zijn er nog
andere dan agrarische belangen in het spel.
Men denke aan de verkorting van de kustlijn
van 1200 tot 500 km door de afsluiting van de
zeegaten en aan de bestrijding van de verzilting.
De vleesexport
De hoge prijzen, die op de buitenlandse markt
kunnen worden bedongen voor vleeswaren en
hammen in blik, hebben de baconexport in moei
lijkheden gebracht. De particuliere industrie
5
De tuinbouw in 1951