vesterings- en verbruiksbeperkingen, door de regering met haar nieuwe loon- en prijspolitiek tot stand gebracht, de invoer geremd en de sterke deviezenaanwas in de hand gewerkt. Ten slotte heeft ook de valutavrees, die beurtelings in Engeland en Frankrijk aan de dag trad (weshalve men gaarne exporttegoed in Neder land aanhield) evenzeer als die van de terug betaling op oude handelsschuld door Duitsland de Nederlandse betalingsbalanspositie gunstig beïnvloed. Het zal stellig niet veel hoofdbrekens kosten om te begrijpen, dat die deviezenaanwas met een overeenkomstige verruiming van de binnen landse geldvoorraad moet gepaard gaan. De be talingen, die b.\. in vreemd geld ten gunste van exporteurs naar Nederland geschieden, doen automatisch het binnenlandse geldvolume toe nemen wegens de uitbetalingen of credite ringen, die daartegenover plaats vinden. Op merkelijk is zeker het overeenkomstige verloop van de stijging van de binnenlandse geldhoe- veelheid en van het overschot op de betalings balans in de tweede helft van het jaar. Terwijl dit laatste, zoals reeds opgemerkt, op rond 300 millioen wordt geschat, is de totale maat schappelijke geldvoorraad, na van Januari 1950 tot Juli 1951 tot 6.763 millioen te zijn ge daald, nadien weer tot rond 7.100 millioen, dus met ruim 300 millioen, gestegen. Even zeer als de voorafgaande daling van de geld voorraad (bankbiljettencirculatie plus bank- en girotegoed) nauw verband hield met het tekort op de betalingsbalans dat werd gedekt met van de circulatiebank afkomstige deviezen, die in guldens door importeurs e.d. werden betaald - zijn de hierop gevolgde deviezenaanwas en uitbreiding van de geldhoeveelheid parallel ver lopen. Men ziet derhalve, dat deviezenverliezen aan het buitenland gepaard gaan met toevloeiing van guldens naar de Nederlandsche Bank en dat zich bij een deviezenaanwas het omgekeerde voordoet. De grote vraag is thans hoe de Nederlandse betalingspositie zich in de naaste toekomst zal ontwikkelen. In het besluit tot discontoverlaging komt een zeker optimisme te dien aanzien tot uitdrukking, voorzover men niet andere facto ren zwaarder heeft laten wegen. De stand van de handelsbalans rechtvaardigt op zichzelf zulk een optimistische zienswijze nog niet. Op grond van de moeilijkheden en verliezen, die door de grote voorraadvorming in het afgelopen jaar voor handel en industrie zijn ontstaan, mag evenwel worden aangenomen, dat de verlaging- van het rentetarief thans de neiging tot invoer niet in belangrijke mate zal versterken. Aan de andere kant zal de verlaging van de debetrente, de lasten van de financiering op korte termijn verlichten. Ook de psychologische invloed van de maat regel mag niet worden onderschat. Want even zeer als de discontoverhoging van verleden jaar heeft gewerkt als het hijsen van een stormsein en de dringend noodzakelijke vermindering van de opgeslagen voorraden ten zeerste heeft be vorderd waardoor cie handelsbalans naar raming met 500 millioen ten gunste werd beïnvloed, resp. het invoeroverschot van 1951 evenveel kleiner was), zal nu de discontover laging de neiging tot liquidatie verzwakken. En zulks te meer, daar het niet uitgesloten lijkt, dat de Nederlandsche Bank, indien blijkt, dat de maatregel geen verstorende invloed op de handelsbalans uitoefent, wellicht nog een stapje verder zal gaan met het oogmerk, de econo mische bedrijvigheid te stimuleren en de toe neming van de werkloosheid te stuiten. Het besluit van de Nederlandsche Bank heeft vooral ook opzien gebaard wegens het tijdstip, waarop het werd genomen. De ervaring heeft immers geleerd, dat vooral de eerste helft van het jaar zware eisen aan de deviezenpositie stelt in verband met de in deze tijd noodzakelijke importen, waartegenover dan geen grote uitvoer van landbouwproducten staat. Men vertrouwt er blijkbaar op, dat in het verdere verloop van het jaar, evenals in 1951, een krachtig herstel niet zal uitblijven. Op zichzelf was het invoerover schot van het gehele jaar 1951 nog aanzienlijk nl. 2242 millioen tegen f 2464 millioen in 195'- Belangrijker is echter, dat de invoer voor 77 door uitvoer werd gedekt, tegen een dek kingspercentage van slechts 68 in het voor afgaande jaar. Tegenover het niet door goe- derenuitvoer gedekte gedeelte van de invoer staan inkomsten uit dienstverlening handel en scheepvaart - en kapitaalopbrengsten be nevens 500 millioen Marshall-hulp, die in 1951 is verkregen. De op de geldmarkt door de deviezenaanwas veroorzaakte verruiming, die leidde tot een ge stadige toeneming van de crediteurengelden bij de banken, heeft deze in staat gesteld veel meer schatkistpapier op te nemen, waardoor de schat kist zich de laatste maanden in een toenemende liquiditeit kon verheugen. Zonneklaar blijkt dit wanneer men b.v. de schuldverhouding tussen het Rijk en de Nederlandsche Bank van de laatste tijd in het oog neemt. Zo kon het Rijk haar schuld aan de circulatiebank sedert begin September jl. met ruim 600 millioen vermin deren, waartegenover anderzijds een aanzienlijk bedrag aan schatkistpapier bij de banken is ge plaatst. Terwijl dus tevoren credieten door het Rijk waren overgeheveld naar de Nederlandsche Bank, is inmiddels de oude positie weer hersteld. 22

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 22