Want evenzeer als een tekort op de handels- en betalingsbalans gepaard gaat met een inkrim ping van de binnenlandse geldomloop door aankoop van deviezen bij de circulatiebank ter betaling van het invoeroverschot vloeien er immers guldens uit de circulatie heeft een overschot een geldverruimende werking. De banksaldi stijgen dan en zulks komt ingevolge de voorschriften, welke ten aanzien van de ver plichte belegging in schatkistpapier gelden, vooral aan de schatkist ten goede. De daling van het agio voor Amerikaanse fondsen, die op de Amsterdamse beurs worden verhandeld in September jl. was een hoogte punt bereikt van 21 waarna een daling tot ca. 9 volgde vormt zeker mede een be langrijke aanwijzing voor de ingetreden mone taire ontspanning. Bij bedoelde daling heeft zich het koersverloop van de te Amsterdam ge noteerde dollarfondsen aangesloten. De 4 %- dollarlening Philips, die in Juli jl. werd uitge geven, noteert thans 104, de 3^ $-lening Philips ca. 101, terwijl de 3J/2 -guldenslening Philips op ca. 91 staat. De onhoudbaarheid van de goedkoop-geld-poli- tiek is in 1951 zonneklaar aan de dag getreden, waarbij de eerlijkheid gebiedt te erkennen, dat de overheid hiertoe onder de druk van de on gunstige betalingsbalans zelf de stoot heeft ge geven. Enerzijds moesten de banken immers in feite de verplichting op zich nemen het schat kistpapier, dat in hun bezit was, niet af te stoten, anderzijds ging de Nederlandsche Bank na de mislukte emissie van de 3J/2 %-staats- lening 1951 tot verhoging van het officiële disconto met 1 tot 4 over. Beide maat regelen hebben de kapitaalschaarste voor het bedrijfsleven veel meer voelbaar gemaakt, daar de mogelijkheden voor het bankwezen om de helpende hand te bieden sterk er door werden beknot. Als resultaat" van een en ander kon de vermin dering van de vrees voor de gulden slechts in beperkte mate tot een koersherstel bij de staats fondsen leiden. Wel moet men aannemen, dat de daling zonder de geschetste ommekeer ten aan zien van de gulden nog veel groter zou zijn geweest. De laagste koersstand werd men zie ook onderstaande koerstabel einde Augustus bereikt. Toch zijn de verliezen, vergeleken met een jaar geleden, nog zeer aanzienlijk. Het lijkt intussen weinig waarschijnlijk, dat de stijging van de rente, resp. de koersdaling op de beleggingsmarkt -- in het thans aange vangen nieuwe jaar in hetzelfde tempo zal voort gaan. De snelle en aanzienlijke stijging in het afgelopen jaar, die het rentetype voor gewone pandbrieven zelfs van 3*4 op 4J/2 en voor die van de scheepshypotheekbanken op 5 bracht, was immers grotendeels een correctie op een veel te lang op kunstmatige wijze tegen gehouden ontwikkeling. Van belangrijke invloed op het verdere verloop zullen vooral zijn de prijs- en conjunctuurontwikkeling hoge prijzen vergen grote investeringskapitalen de emissiebedrijvigheid, de betalingsbalanspositie en ten slotte ook de mate, waarin men tot sparen geneigd zal zijn. 95 89 94 93 y8 93 7 f'4 97 7« 88 V4 87 74 84"/16 84 7s 84 V4 9&°/3. 89 7» 87 7. 85 74 85" 85-'V32 96 7. 90 Vs 88 7. 83 7a 88 7, 87 7. 87 87 v4 95 7 89 7, 87 7S 88 86 V4 86M/„ 87 893732 85 90 7s 87=732 87 7* 88 7. 95 V, 89 7 8 87 7a 7a 85 7» 94 7s 85"/,. 9527« 98 74 97 SA 97 96 7. bi 66 95 'A 89 7„ 83 88 7a 87 7= 87 7,o 17 Datum 28-J2-5C 25 Juni 26 Juli 28 Aug. 24 Sept. 22 Oct. 28 Nov. 28 Dec. P'/2 Nederland 1951 96 ju 92'V in Nederland 1950 87 7,8 81 1 33»/2 Nederland 1947 80 9 10 85 7,8 J Nederland 1962/64 5 met belast.fac. Grootboek 1946 81 8 4 3 Investeringscert. 97 90 7i» 5 Nederland 1937 80 Q- 3 05 4 8 5 2 32 i $-lening 1947 74 IOO 7,8 101 7,o N.W.S. 78 Vie, 74 72 1/ 71 74 70 ,8 70'7i» 70 7,8 5 Indië 1937 A 90 86™/,0

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1952 | | pagina 17