naar de spaarbank. Het bekende appeltje voor
de dorst ingeval van ziekte of werkloosheid
wordt meer en meer in sociale fondsen vastge
legd en in het algemeen (met een zekere restric
tie in dat algemeen") kan gezegd worden, dat
de werknemer niet meer individueel spaart voor
sociale veiligheid. Het gevolg is, dat de alge
mene spaarbanken hun propaganda minder af
stemmen op de eigenlijke kapitaalvorming dan
wel op doeleinden, die op korte termijn bereikt
kunnen worden en op de noodzaak van het spa
ren voor plotselinge grote uitgaven (kleding,
steenkolen, enz.).
In de Korea-periode hebben wij kunnen vast
stellen, dat een groot deel van de gelden van
die spaarinstellingen ook inderdaad voor een
dergelijk doel bestemd waren en werden. Dooi
de directeur van de Rijkspostspaarbank werd
in een interview ook te kennen gegeven, dat
de hausse in de terugbetalingen het beste bewijs
was van het nut van het volkssparen, daar im
mers op het juiste moment de gelden aanwezig
waren om aankopen te kunnen doen. Bij de
boerenleenbanken met hun groter aantal econo
misch zelfstandige spaarders tekenen bovenge
noemde verschijnselen zich minder scherp af.
En dan is er nog een hoeveelheid geld. die steeds
minder deel uitmaakt van ons totaal saldo. Dat
zijn de gelden, die in de vorm van vaste pre
mies vergaard worden door verzekeringsmaat
schappijen, die vrijwel voor ieder doel een pas
sende polis hebben. Men spaart niet meer om
zekerheid te hebben tegen een bepaald risico,
maar men verzekert zich.
Indien wij alle periodieke bijdragen aan sociale
fondsen en verzekeringsmaatschappijen bijeen
zouden tellen, dan zou men tot de verrassende
ontdekking komen, dat het met de spaarzin van
het Nederlandse volk nog zo slecht niet gesteld
is. Er zou zelfs beweerd kunnen worden,, dat er
meer gespaard wordt dan ooit tevoren, o.a.
doordat de moreel zwakken via de sociale wet
geving tot sparen worden gedwongen, hetgeen
zij uit vrije wil niet zouden doen. Het motief
karaktervorming" heeft daardoor voor de
spaarbanken ook aan kracht verloren.
Er wordt dus meer gespaard, maar de spaar
banken hebben de grootste moeite om hun saldo
te handhaven, laat staan uit te breiden.
Het gevolg is, dat allerlei mogelijkheden wor
den onderzocht en ook worden toegepast om de
aantrekkingskracht van de spaarbanken te ver
hogen. Bij die mogelijkheden behoort ook de
vormverandering van het sparen zelf. lot dus
verre is het altijd zo geweest, dat de spaarder
in alle opzichten vrij was. Vrij in de vaststelling-
van de stortingstijd en zoveel mogelijk vrij bij
het opnemen van gelden. Tegenover al die vrij
heden stelde de spaarbank haar veiligheid en
rentevergoeding. En wel een rentevergoeding,
die voor alle soorten gelden van alle soorten
mensen en voor alle soorten doeleinden vrijwel
gelijk is.
Vrijheid niet gewenst
Nu is het merkwaardig, dat tal van mensen
blijkbaar geen prijs stellen op die vrijheid. Bo
vendien is de spaarbank niet de enige instelling-
meer, die veiligheid biedt en de rentevergoeding-
wordt lang niet altijd naar waarde geschat. W ij
doelen dan op diegenen, die een gedwongen
spaarvorm aanvaarden in een verzekeringspolis
voor een bepaald doel, welk doel ook met vrij
sparen bereikt zou kunnen worden. Vele assu
rantiën zijn niet door sparen te vervangen, om
dat het verzekeringselement de belangrijkste rol
speelt. Maar ook is de risicodekking wel eens
bijzaak en wordt de verzekeringsvorm aanvaard
om tot een bepaalde zelfdwang te komen. De
periodieke premie wordt dan aan huis geïncas
seerd of wel door de verzekerde overgemaakt
en vormt zo een deel van zijn vaste lasten".
De premie wordt in dit geval dan ook niet als
een spaarsommetje beschouwd.
Wanneer hier wordt gesproken van de aanvaar
ding- van de verzekeringsvorm boven vrij spa
ren, dan veronderstelt dit niet altijd een
bewuste, nauwkeurig uitgewogen keuze van de
betrokkene. Heel dikwijls wordt de doorslag-
gegeven door de wijze van werving, die de ver
zekeringsmaatschappij een belangrijke voor
sprong heeft gegeven boven de spaarbank en
die mede oorzaak is van de krachtige ontwik
keling van het verzekeringswezen.
Er is dus een zeker gemeenschappelijk werk
terrein voor de spaarbank en de verzekerings
maatschappij, waarbij de laatste de voordelen
heeft van de gebonden spaarvorm. Zou men
evenwel een nauwkeurige vergelijking maken
tussen de kapitaalsuitkering bij verzekering en
de resultaten van belegging van de premie bij
de spaarbank, dan zouden de laatste belangrijk
gunstiger uitvallen. Hetgeen ook zeer begrijpe
lijk is, omdat de verzekeringsvorm de volgende
bijzondere onkosten kent:
a) kosten ter dekking van de risicofactor
Wordt er meer gespaard dan vroeger?
11