FINANCIEEL OVERZICHT
Nog nimmer bij het schrijven van onze maan
delijkse beschouwingen terzake van de ontwik
keling op de kapitaalmarkt hebben wij ons ge
plaatst gezien voor zulk een crisistoestand als
op het ogenblik, blijkens de gang' van zaken op
de Amsterdamse aandelenmarkt, heerst.
Hetgeen wij daar thans waarnemen, heeft veel
weg van een redeloze ineenstorting van de
koersen, waarbij alle normale maatstaven om
trent rendement en conjunctuur geen gewicht
meer in de schaal schijnen te leggen.
Des te gunstiger steekt hierbij af de betrekke
lijke rust en stabiliteit op dat deel van de kapi
taalmarkt, dat men als beleggingsmarkt pleegt
aan te duiden. Indien de koersverliezen op de
aandelenmarkt echter een blijvend karakter
mochten blijken te dragen en bijgevolg een duur
zame verheffing van het rendementspeil met
zich zouden brengen vooropgesteld, dat de
bedrijfsresultaten zich wèl zouden bestendigen
zouden ten slotte ook de koersstand op de
obligatiemarkt en het algemene rentepeil daar
van een zekere wisselwerking ondervinden.
Het is duidelijk, dat de teleurstellende ontwik
keling op de aandelenmarkt slechts de afspiege
ling vormt van de algemene kapitaalschaarste,
waarop wij nog de vorige maal inzonderheid de
aandacht hebben gevestigd. Het vergaren van
nieuw spaarkapitaal heeft eenvoudig geen ge
lijke tred kunnen houden met de veel sneller
toenemende behoefte aan nieuwe middelen,
vooral voortspruitende uit de sterke stijging van
lonen en priizen ten opzichte van het voor
oorlogse niveau. Daarbij wreekt zich de top
zware belastingdruk, die de draagkracht van
bedrijfsleven en particulier verre te boven gaat
en een veel te grote hap neemt van de productie-
koek, die het Nederlandse volk tezamen voort
brengt en die als nationaal inkomen pleegt te
worden aangeduid.
Dat tekort aan investeringsmiddelen doet zich
des te scherper gevoelen als gevolg van de
deflatie politiek, welke de regering sedert het
begin van het jaar is gaan volgen, ten einde het
gat in de betalingsbalans te dichten en het
fundament van de gulden te verstevigen. Daar
uit vloeide, zoals men weet, voort de aan het
bankwezen voorgeschreven credietrestrictie, die
het geldreservoir aanzienlijk heeft besnoeid en
waarschijnlijk in belangrijke mate heeft bijge
dragen tot de ommekeer, welke in de positie
van onze betalingsbalans en bijgevolg ook van
de gulden is ingetreden.
Deze laatste factor, tezamen met een zekere
vrees voor de conjunctuurontwikkeling, hebben
bovendien de prikkel tot het kojjen van aandelen
verzwakt.
Zowel op grond van de grote omvang van de
kapitaalbehoeften, waarin na de jongste grote
emissies nog zal moeten worden voorzien, als
met het oog op de mogelijkheid, dat een blij
vende wending op economisch gebied optreedt,
mag de kans op een volledig herstel van de in
de laatste tijd op de aandelenmarkt geleden
aanzienlijke koersverliezen niet zeer hoog wor
den aangeslagen.
Op de gevolgen van een en ander voor het toe
komstige renteverloop wezen wij hierboven
reeds. De ontwrichting in de verhoudingen op
de aandelenmarkt kan in zekere zin worden be
schouwd als een tol, die moet worden betaald
voor de kunstmatige politiek van goedkoop en
ruim geld, welke de minister van Financiën tot
één van zijn hoogste doeleinden had verheven.
De aanzienlijke en plotselinge verheffing van
het rendementspeil, welke de overbelasting' van
de aandelenmarkt met emissies thans heeft ge
forceerd, is het logische gevolg van een
averechtse monetaire politiek, die veel te lang
is volgehouden. Ware de rente niet gedurende
de afgelopen periode op een economisch onver
antwoord laag peil gehouden, dan zou men zich
thans niet voor zulk een brede kloof tussen be
hoefte aan en aanbod van investeringskapitaal
hebben geplaatst gezien. Er is eenvoudig op een
veel te grote financieringsvoet geleefd of om
het technisch-economisch juist te zeggen, door
het tegengaan van de natuurlijke rentestijging
is veel meer kapitaal geïnvesteerd en uitgegeven,
vooral ook door de overheid, dan uit economisch
oogpunt verantwoord was. Met als keerzijde
van de medaille een onderwaardering van het
geld, een veel te geringe spaarzin en een abnor
male grote drang naar goederen.
Intussen is, wat deze laatste inflationistische
factoren betreft, gelukkig een verheugende wen
ding ingetreden. Deze zal weliswaar nog haar
duurzaamheid moeten bewijzen, doch heeft
niettemin het wantrouwen in de gulden reeds
belangrijk doen verminderen, met als neven
verschijnselen een afneming van de ontsparin-
gen in de vorm van geldonttrekkingen aan de
13