en ten behoeve van zijn vrouw, die reeds sedert lang hartpatiënte was, en zijn kinderen, zijn testament maakte. Dit document, dat verschei dene beschreven vellen bevat, was gedateerd Juli 1863 en is karakteristiek voor Raiffeisen. Hij legde daarin de grondslag voor de opvoe ding van zijn kinderen, benoemde zijn jongste broer Louis Raiffeisen, inspecteur bij het toe zicht op het mijnwezen, wonende in llohenzol- lern en een paar van zijn beste vrienden tot voogden over zijn kinderen en sprak de wens uit, dat zij ,,een werkelijk christelijke opvoeding zouden krijgen". Een bijzonderheid uit dit tes tament is nog de uitdrukkelijke bepaling, dat na zijn dood zijn hart afzonderlijk in zijn graf gelegd zou moeten worden. 1 k verzoek letter lijke uitvoering van deze bepaling." Raiffeisen heeft later verteld, dat hem steeds de angst achtervolgde schijndood te worden be graven. Intussen trad er in zoverre een verbetering in, dat hij een vacantiereis kon ondernemen, het geen voor hem steeds het beste middel was om zo spoedig mogelijk verlichting te krijgen voor zijn nervositeit. Aangezien ook voor zijn vrouw geen levensgevaar meer aanwezig was, reisde Raiffeisen naar Remagen. Kort na zijn vertrek evenwel stierf zij aan een hartaanval. Dit deed het ergste voor hemzelf vrezen. Over de wijze, waarop hij deze zware slag heeft overleefd, ont breken echter nadere berichten. In het voorjaar van 1864 verzocht de regering- de landraad haar in te lichten over de gezond heidstoestand van burgemeester Raiffeisen. „aangezien volgens beweringen van buitenaf deze bijna blind zou moeten zijn." De landraad kon melding maken van een aanhoudende ver betering („,de gevolgen van de dood van zijn vrouw buiten beschouwing latende")zijn handschrift scheen beter te lezen dan twee jaar geleden, hij verzette meer dan toen en kon de zit tingen van de gemeenteraad bijwonen zonder last van aanvallen te hebben. Twee medische verklaringen werden overgelegd, die de gezond heidstoestand van Raiffeisen als eunstie be- schreven en met name ook het gezichtsvermogen voldoende achtten, ja,, zelfs een verbetering- waarschijnlijk vonden. Deze prognose zou ech ter blijken verkeerd te zijn geweest. Anderhalf jaar later, op 22 September 1865, berichtte de landraad aan de regering, dat het gezichtsver mogen van burgemeester Raiffeisen zeer ach teruitgegaan was. Herhaaldelijk was het voor gekomen, „dat hij zeer goede bekenden voorbij gaat en deze blijkbaar eerst herkent als hij door hen wordt aangesproken." Het handschrift van Raiffeisen vertoonde in verschillende gevallen de zeer toegenomen ver zwakking van zijn ogen. Zelf had de landraad meegemaakt, dat cle bediende van de burge meester hem 11a het voorlezen van een verslag met de vinger de plaats moest wijzen, waar hij zijn handtekening moest zetten. „Voorts leest Raiffeisen de binnenkomende post zelden zelf, maar laat deze door zijn bediende of door zijn dochter voorlezen. Door het ongeluk, dat hem is overkomen, is hij volkomen aan zijn schrijf tafel gebonden." Woordelijk zegt het rapport dan verder: „Zijn vele goede eigenschappen en bemoeiingen met de wegenaanleg, als ook met andere gemeentelijke instellingen, wil ik zeker niet ontkennen, evenmin als zijn eerbiedwaar dig en goed karakter, zodat ik in het algemeen -ij 11 heengaan moet betreuren. De vermelde lichamelijke kwalen zijn echter van zodanige aard, dat aan de man, die daarmede te kampen heeft, de belangrijke administratie van een grott en veel arbeidskracht eisende gemeente op den duur niet meer kan worden opgedragen." Naar aanleiding van dit bericht eiste de regering- een uitgebreid advies van de behandelende arts over Raiffeisens gezondheidstoestanden boven al ook over zijn gezichtsvermogen. Op 8 October 1865 diende de landraad dit rap port in en merkte erbij op, dat Raiffeisen hem zelf had medegedeeld, hoeveel zijn arbeid van hem vergde. L'it de verklaring van de arts bleek duidelijk, dat hij voorgoed onbekwaam voor zijn werk was. Dienovereenkomstig besloot de regering omstreeks 16 October 1865: „dat Raiffeisen, omdat gebleken was, dat hij niet meer geschikt was voor zijn werk, op 21 No vember a.s„ de dag, waarop zijn ambtsperiode ten einde loopt, -zijn tegenwoordige functie van burgemeester van Heddesdorf zal neerleggen." Ken herbenoeming door de gezamenlijke burge meestersvergadering kwam niet meer in aan merking zij had alleen nog te beslissen over de rootte van het pensioen. Omdat het aantal dienstjaren nog niet groot was, werd het pen sioen laag. Het bedroeg ongeveer 1330 M per jaar. (Wordt vervolgd). o o 16

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 16