sche en voor de betrokken bank op de meest juiste wijze op? Nodig zal zijn, dat een fonds wordt gevormd waaruit de kassier, die zich beschikbaar stelt voor vervanging, ook wanneer deze vervanging tijdelijk niet gevraagd wordt, wordt betaald. In gedachten zie ik al een kassier lachen. Hij denkt: Die is er achter! Niet werken en even goed salaris ontvangen. Deze lachende collega is beslist niet iemand, die al eens vervangen heeft. Ik kan de verzekering geven, dat je bij vervanging steeds begint met jezelf af te vra gen, wat je het eerst zult aanpakken. Mijn er varing is, dat hulp altijd te laat wordt gevraagd. Bovendien kan een werkgebied worden vastge steld met een straal, waarbinnen zij die zich be schikbaar stellen, geplaatst kunnen worden. Het tegenwoordige wegverkeer laat toe, dat men praktisch overal kan komen. Voor de vorming van een fonds als boven be doeld, zijn meerdere mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is, dat elke bank die hulp behoeft, het dubbele salaris van de zieke kassier in een centrale pot stort voor de duur van de ver vanging. Hiervan ontvangt de vervanger de- helft, het normale salaris van de kassier dus. De reisvergoeding, welke bijna altijd nodig zal zijn, wordt van de overblijvende helft betaald. De rest wordt gereserveerd om hiervan de ver vanger te voldoen, wanneer diens hulp niet ge vraagd wordt. De betaling van de bank aan de centrale pot kan gedeeltelijk worden gedekt met het ontvangen ziekengeld. Bij dit systeem be taalt dus alleen de bank, die bij ziekte van zijn kassier een vervanger moet hebben. Als tweede mogelijkheid zie ik het volgende. In principe gaat het hier om het belang van de gehele organisatie. Wanneer in deze ketting- één zwakke schakel is, kan de ketting niet sterk zijn. En die zwakke schakel kan komen bij ziekte van een kassier. De Centrale Bank zal er over mee kunnen praten als de gewenste ge gevens niet op tijd binnen kunnen zijn. Gezien vanuit deze gezichtshoek kan het zijn nut heb ben het I landboekje in te zien op blz. 248. Daar vinden we het Onderling Waarborgfonds. Hier ligt naar mijn mening de juiste oplossing. De banken brengen een jaarlijks offer voor een fonds, waaruit deze vervangers betaald kunnen worden. Te dien einde zou aan het O.W.F. een afdeling Ikunnen worden toegevoegd of aan afdeling B een jc alinea. Maar, zullen bestuurders zich afvragen, wat gebeurt er nu als onze kassier ziek is en de ver vanger is op dat ogenblik in functie? Inderdaad, deze mogelijkheid bestaat. En dat zou zeer onbevredigend zijn, omdat men ervoor betaalt. Onbevredigender dan de toestand nu is, kan het echter niet zijn. Bovendien zie ik bij rayonindeling nog een mogelijkheid in uitwis seling. Dit alles ter beoordeling van de beheer ders van de centrale pot. Een verzekering er bij dus? ja. Een verzeke ring zoals men afsluit tegen brand- of storm schade of ongeval. Waaraan men offert, ter wijl men hoopt er nooit aanspraak op te moeten maken. Overigens, wanneer het tot centralisatie van de hulpverlening zou komen, zal dit centrale lichaam wel de oplossing weten te vinden, die voor onze organisatie het meest geëigend is. Tot zover de heer Den Das. De geachte inzender snijdt hier een lastig pro bleem aan. Vooral de kleinere banken, waar men naast de kassier geen bediende heeft of een bestuurslid, die tijd beschikbaar heeft om zich in de administratie in te werken, kunnen bij plotselinge ziekte of ontstentenis van de kassier in een moeilijk parket komen. De af deling inspectie kan niet garanderen, dat zij an ders dan zeer tijdelijk kan bijspringen. Wij ontvingen op onze oproep van een 6-tal banken de toezegging, dat zij bereid waren zo nodig iemand af te staan. De heer Den Das doet in zijn ingezonden stuk geen oplossing aan de hand van het personeels probleem, maar bespreekt alleen de financiële consequenties. Deze laatste zijn o.i. in onderling overleg ge makkelijk te regelen. Een verdere vorming van een personeelsreserve. die de Centrale Bank gaarne wil administreren,, is echter nodig en daarvoor vragen wij nogmaals gaarne de aan dacht. 1 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 13