die ook een peetoom van Raiffeisen was. Door
diens zonen Karl en Heinrich, die toen nog het
gymnasium'bezochten en later predikant werden,
de eerste in Altenkirchen en de tweede, die even
oud als Raiffeisen zijnde, hem het naast stond,
maakte hij kennis met een vriendenkring vari
jonge Koblenzer gymnasiasten. Deze hadden
een gezelschap gevormd, dat „Euterpia" heette
en de zinspreuk droeg „vroom, fris, vrolijk.,
vrij". Van dit gezelschap werd ook Raiffeisen
lid. Behalve de gebroeders Bungeroth behoor
den tot dit gezelschap Albrecht Schoeler uit
Winningen aan de Moezel, later predikant van
Andernach, Fritz Otto, later predikant in Vel-
denz aan de Moezel en Julius Badecker, de
latere bekende uitgever in Essen. Tot deze
vriendenkring behoorde verder Dr. Arnoldi,
praktiserend arts te Winningen aan de Moezel,
in wiens gastvrije huis de vrienden graag en
vaak samenkwamen.
De Euterpiërs zochten echter niet alleen in ver
maak hun vreugde; bij alle jeugdige blijmoedig
heid was het eigenlijke doel van hun gezelschap
de beoefening van de schone kunsten en de
persoonlijke ontwikkeling. Zij maakten muziek
en lazen gezamenlijk dë werken van grote dich
ters. Zij gaven een eigen, met de hand geschre
ven, weekblad uit, waarvoor allen opstellen en
gedichten leverden. Gemeenschappelijke wande
lingen in het Moezeldal en naar de Rijn werden
ondernomen.
Toen de gymnasiasten uit de vriendenkring in
Bonn gingen studeren en daar lid werden van
de Christen-Studentenvereniging „Wingolf",
een vereniging met gelijke opvattingen en on
geveer gelijk doel als hun gezelschap „Euter
pia", knoopte ook Raiffeisen nauwere banden
aan met de vereniging in Bonn en kreeg daar
nieuwe vrienden. Deze moeten hem wel zeer
hebben gewaardeerd, want velen van hen schon
ken Raiffeisen als herinnering hun foto. Zes
van zulke foto's bevinden zich in het Raiffei-
sen-archief in Berlijn.
In brieven en dagboeken van leden van de beide
vriendenkringen komt herhaaldelijk naar voren,
dat Raiffeisen een der meest actieve leden van
Euterpia was (bij de studentenvereniging kon
hij, als geen eigenlijke student zijnde, slechts als
gast meedoen), dat hij er bijzondere slag van
had uitstapjes in elkaar te zetten en plannen te
maken, waaraan weinig kosten verbonden wa
ren, dat hij vol ondernemingsgeest was en
steeds vooraan stond in gevallen, waarvoor
veel moed aan de dag gelegd moest wor
den, zoals het bestijgen van een rots b.v.
Speciaal wordt echter getuigd, dat Raiffeisen
reeds toen blijk gaf van belangstelling voor
zaken van algemeen nut, die niet zelden een on
derwerp van gesprek waren in deze vrienden
kring, terwijl hij soms op deze bijeenkomsten
inzamelingen hield ten behoeve van >zijn nood-
1 ij dende medemensen
Voorts getuigt een van zijn beste jeugdvrien
den, dat Raiffeisen afstand bewaarde van alle
lichtzinnigheid en als vrucht van zijn christelijk
geloof ernstig was, maar zo, dat hij de meeste
waarde hechtte aan de praktische zijde van het
christendom en niet aan de confessionele, dus
in het bijzonder de nadruk legde op de beoefe
ning van de christelijke naastenliefde". De om
gang met de vrienden vulde door geestelijke ont
wikkeling de harde militaire loopbaan aan
beide vormden hem tot een volwassen man.
Enerzijds oefening in eigenwaarde, zelfverloo
chening, dienst terwille van de zaak, vastbera
denheid,, erkenning van de betekenis van
strenge tucht voor een organisatie, onderwor
penheid aan autoriteiten, anderzijds zorg voor
geestelijke vorming en het vrijwillig treden in
een gemeenschap, collegialiteit, onderling be
grip, geduld en naastenliefde. Zo konden de
vormingsjaren worden afgesloten met winst op
geestelijk en zedelijk gebied. De vrienden blij
ven vrienden gedurende het gehele verdere
leven.
Spoedig zal er echter een schaduw vallen over
deze zonnige, vrolijke jeugd. Omstreeks 1842
horen we voor het eerst spreken van een oog
ziekte, die Raiffeisen herhaaldelijk gedurende
langere tijd aan het ziekenhuis bindt. Over de
aard van deze ziekte, die ondanks tijdelijk op
tredende verbeteringen reeds op middelbare
leeftijd leidde tot volledige blindheid, zijn thans
geen betrouwbare beweringen meer te geven.
De ernst van deze ziekte moest echter toender-
tijd reeds worden erkend en maakte het niet
raadzaam de militaire loopbaan verder voort te
zetten.
Het moet voor Raiffeisen een moeilijke beslis-
sing geweest zijn het beroep op te geven, dat
hem lief was geworden, al had hij dit beroep
eerst gedurende zeven jaren uitgeoefend.
In het voorjaar van 1843 verlaat hij de mili
taire dienst. Na een kort verblijf in zijn ge
boortestreek werd hij door middel van zijn oom
hofraad Lantzendörffer, te werk gesteld bij de
regering in Koblenz en wel als hoofdbestuurs
ambtenaar. Zijn superieuren waren zeer tevre-
9