grenzende gebieden als familienaam verdwenen
is. Een neef van Raiffeisen, die ook de voorna
men Friedrich Wilhelm droeg, stierf in 1928 als
prelaat in Stuttgart; een andere neef, die om
streeks 1935 overleed, was president-directeur
van de mijnwerken in Recklinghauseneen
andere neef ten slotte, eveneens de naam Raif
feisen dragend, woont in de staat Illinois in
Noord-Amerika.
De moeder van Raiffeisen kwam uit een in het
geboorteland van Raiffeisen vanouds gevestigde
familie. In het meergenoemde doopregister be
vinden zich onder de doopgetuigen meerdere
dragers van de naam Lantzendörffer, onder an
deren een chirurg en een houtvester. De hofraad
Lantzendörffer uit Koblenz was een hoogge-
plaatst regeringsambtenaar. Uit oude akten, zo
als uit die van de landraad te Altenkirchen
blijkt, dat Raiffeisen's grootvader van moeders
zijde, de schout Lantzendörffer, zowel als zijn
vader bekwame overheidsambtenaren zijn ge
weest en in hun geboorteplaats Hamm een goede
naam hadden. In een bericht, dat de landraad
in 1816 aan de Koninklijke regering te Koblenz
zond, in welk bericht de vader van Raiffeisen
wordt voorgedragen voor burgemeester van
Hamm, wordt van hem gezegd: „Voor het ver
vullen van de burgemeestersfunctie in Hamm
moet Friedrich Raiffeisen de aangewezene wor
den geacht. Hij bezit daar een huis en beoefent
de landbouw, heeft aanleg voor heheersaange-
legenhedenzijn levenswijze wordt door
allen geroemd."
Reeds een jaar na de geboorte van Friedrich
Wilhelm werd zijn vader ernstig ziek, zo zelfs,
dat hij zijn burgemeestersambt moest neerleg
gen. Twee jaren later, in 1821, stierf hij, een
weduwe met acht kinderen achterlatende één
dochtertje was kort na haar geboorte gestorven.
Had het gezin zich tot dusverre in een zekere
welstand mogen verheugen, thans werd het leven
voor hen moeilijk. Aan hoger onderwijs voor
de kinderen viel niet meer te denken, vooral
ook omdat ter plaatse geen middelbare of
hogere inrichtingen van onderwijs waren geves
tigd. Friedrich Wilhelm bezocht derhalve de
lagere school, waar hij zich door zijn begaafd
heid dusdanig onderscheidde, dat de plaatselijke
predikant Seippel, zijn peetoom, die hem ook
bevestigde, hem nadat hij de lagere school af
gelopen had, verder onderwees. Naast zijn
vrome moeder is het deze predikant geweest,
die niet alleen de weduwe bij het opvoeden van
haar grote kinderschaar behulpzaam was en
van tijd tot tijd de ontbrekende vaderhand
trachtte te vervangen, maar die ook in de ont
vankelijke jongensziel diepe en duurzame
indrukken heeft achtergelaten en de grond
heeft gelegd voor het sterke geloof en het on
wrikbare Godsvertrouwen, die Raiffeisen later
steeds de kracht hebben gegeven tot het vol
brengen van zijn eigenlijke levenswerk, het
werk,, dat hij zag als een goddelijke opdracht.
Het onderricht van dominee Seippel was gericht
op de voor Raiffeisen voorbestemde militaire
loopbaandientengevolge werd het zwaartepunt
gelegd op geschiedenis, vreemde talen en wis
kunde. Of zijn vader tijdens zijn burgemees
tersperiode en later zijn moeder het kleine land
bouwbedrijf, dat hun eigendom was, hebben
voortgezet en of de opgroeiende kinderen in dit
bedrijf hebben medegewerkt, is niet bekend. In
ieder geval heeft Raiffeisen in zijn afgelegen
geboortedorp de arbeid der landbouwers en in
het algemeen het gehele plattelandsleven met
al zijn noden en zorgen en met al zijn goede
zijden van kinds af aan grondig leren kennen.
Toen hij 17 jaren was, dus in 1835, tra<^ Raif
feisen als vrijwilliger in militaire dienst en
werd hij opgenomen in de 7de artillerie-brigade,
die in Keulen lag. Na een driejarige diensttijd
werd de intussen tot sergeant bevorderde artil
lerist geplaatst op de opleidingsschool in
Koblenz. Op deze scholen, waarvan er toenter
tijd drie in Pruisen waren, werden de be
kwaamste onderofficieren der artillerie voor
hogere rangen opgeleid. Het onderricht om
vatte wiskunde, natuurkunde en chemie, onge
veer overeenkomend met hetgeen daaromtrent
°P gymnasia werd onderwezen. Raiffeisen be
zocht de opleidingsschool te Koblenz gedurende
twee winterhalfjaren en deed in het voorjaar
van 1840 met goed gevolg e adexamen. In 1841
werd hij geplaatst bij de 1 taatsijzergieterij in
Sayn bij Koblenz voor cont'óle op de van deze
fabriek door het leger betrokken munitie. In
1842 vinden wij hem weer bij zijn regiment in
Keulen.
Gedurende zijn verblijf in Koblenz had Raif
feisen omgang met twee families, die ieder in
een bepaalde richting voor hem van grote be
tekenis zijn geworden. De ene familie was die
van zijn reeds genoemde oom,, de hofraad Lant
zendörffer, aan wie hij zijn opleiding te danken
had en die hem ook met verschillende beroeps-
vragen hielp. De andere familie was die van
de leraar Bungeroth, die in Hamm aan de Sieg
gedurende vele jaren onderwijs had gegeven en
00
8