j k*e De minister antwoordt Van de zeer uitvoerige Memorie van Antwoord op het voorlopige verslag van de Tweede Kamer over het wetsontwerp, regelende het toezicht op de credietinstellingen, kunnen hier slechts enkele punten worden aangeroerd. Er zijn nogal enige wijzigingen in het ontwerp aangebracht, maar dat het wezenlijke verande ringen zijn, die aan de grote bezwaren tege moet komen, zal niet gezegd kunnen worden. De minister houdt zijn eindje vast. Als dit ontwerp tot wet verheven wordt, is de Neder- landsche Bank wèl uitgerust om het crediet- bedrijf van de banken in toom te houden en is daarnaast de controle op de solvabiliteit van de credietinstellingen wettelijk geregeld. De minister verwerpt verre de verdenking, dat het hem minder om de solvabiliteit en de liqui diteit van de banken te doen is dan om het ge mak voor de schatkist om aan kort crediet te komen. ,,Deze bewering", aldus de minister, „waaruit een wantrouwen spreekt in het ge stelde in de Memorie van Toelichting, leent zich niet voor vruchtdragende zakelijke discussie." Wijzigingen in het ontwerp Nu enkele van de voornaamste wijzigingen. Men zal zich herinneren;, dat de banken (ook onze organisatie) hun bezwaren vooral gericht hebben op artikel 10. In het adres, dat de beide centrale landbouw- credietinstellingen, aan de Staten-Generaal heb ben doen toekomen is bepleit, dat er een duide lijke splitsing zou moeten komen tussen toezicht en reglementering en eveneens tussen reglemen tering uit bedrijfseconomisch oogpunt, die op liquiditeit en solvabiliteit van het credietwezen is gericht en een reglementering uit de alge meen-economische en monetaire gezichtshoek. Laatst bedoelde reglementering zou bij wijze van noodregeling dienen te worden neergelegd in een afzonderlijk wetsartikel dan wel in een afzonderlijke wet van een beperkte geldigheids duur. De minister gaat lang niet >zover. Slechts een gedeelte van artikel 10 krijgt een tijdelijk karakter. Het zijn de punten c en d, betrekking hebbende op de kwalitatieve credietcontröle, die op i Januari 1955 buiten werking treden. De ingrijpende bevoegdheden inzake het aan houden van liquiditeiten en de omvang van de credietverlening worden gehandhaafd zónder termijn. Een directe dwang tot het aanhouden van schatkistpapier is er in zoverre niet meer, dat nu is toegestaan, dat de banken in de plaats van schatkistpapier een tegoed bij de Neder - landsche Bank kunnen aanhouden. Deze wijzi ging zou van betekenis zijn indien de Neder- landsche Bank er toe zou overgaan rente te versmeden, iets wat niet direct verwacht kan worden. Het is niet zonder betekenis, dat thans in het eerste lid van artikel 10 de bepaling is op genomen, dat algemene voorschriften slechts aan de credietinstellingen kunnen worden ge geven na overleg met de representatieve orga nisaties op het gebied van het credietwezen en dat is vastgelegd., dat de maatregelen hun recht vaardiging moeten vinden in het belang van de solvabiliteit en de liquiditeit van de instellingen of in de verantwoordelijkheid,, die de Neder- landsche Bank draagt ingevolge artikel 9 van de Bankwet 1948, kort gezegd de zorg voor een gezond geldwezen. I11 artikel 9 wordt een wijziging voorgesteld, waardoor duidelijk komt vast te staan, dat de Nederlandsche Bank slechts het bedrij fsecono- mische toezicht en niet tevens het algemeen- economische en monetaire toezicht aan andere organen kan overdragen. Dit is van belang voor de verhouding tussen de boerenleenbanken en hun centrales. De regeling van het beroep is slechts in zoverre gewijzigd, dat thans is bepaald, dat de in be roep komende credietinstelling in de gelegen heid moet worden gesteld het beroep voor de adviescommissie uit de Bankraad toe te lichten. De bepalingen inzake de maximaal te vergoeden creditrente zijn vervallen (art. 10e). In de Memorie van Antwoord gaat de minister ook nog in op een suggestie van de zijde van de landbouwcredietinstellingen, die ervoor heb ben gepleit, dat in de wet de mogelijkheid zou worden geopend, dat de kwantitatieve reglemen tering van het landbouwcredietwezen eventueel r o Verplicht tot overleg o 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 5