r To 11 cis kanherbestnjdincj kingen liet bepaalde bij meergenoemd artikel 27. De regeling van de rechten en plichten van par tijen terzake van het bouwen door de pachter van warenhuizen en serres, neergelegd in het pachtcontract, moet dus de pachter ten minste een even waardevol recht geven als waarop hij volgens artikel 27 van het pachtbesluit aan spraak kan maken. Hiermede is de vraag beant woord of de pachter, die warenhuizen en serres op gepachte grond heeft gebouwd,, ten gevolge van dit bouwen een recht heeft en waarin dit recht bestaat, te weten, bij ongoorloofde bouw, hetzij een recht op hetgeen voor de bouwstof fen en als arbeidsloon werd betaald, hetzij een recht op afbraak, zulks ter keuze van de ver pachter en bij geoorloofde bouw in ieder geval een recht op een billijke vergoeding per het einde van de pachtverhouding van de gedurende de laatste 10 jaren voorafgaande aan dat einde ge bouwde warenhuizen en serres, mits deze ver goeding ten minste één jaar tevoren wordt ge vraagd. Thans komt de tweede vraag aan de orde, name lijk kunnen even omschreven rechten dienen als zekerheid voor door de boerenleenbanken aan pachters te verlenen voorschotten of credieten. Vaststaat dat deze rechten tot zekerheid aan de bank kunnen worden overgedragen, doch de waarde daaraan als objecten van zekerheid toe te kennen, is over het algemeen gering. Geldt artikel 658 van het Burgerlijk Wetboek, dan hangt het geheel van de grondeigenaars af waaruit het recht van de pachter bestaat. Wei gert deze zijn keuze te doen, dan dient hij daar toe in rechten te worden aangesproken, hetgeen tijd, moeite en kosten vraagt. Wenst de grondeigenaar, dat er afgebroken wordt dan kunnen nog diverse moeilijkheden rijzen. Eerstens kan hij pandbeslag leggen op de bouw stoffen voor hetgeen hij als verpachter nog van de pachter te vorderen heeft. Tweedens kan de grond met hypotheek zijn bezwaard, waardoor het recht tot afbreken niet kan worden uit;?e- oefend daar de door de pachter gestichte op stallen vallen onder het recht van hypotheek en tezamen met de ondergrond kunnen geëxecu teerd worden. Een en ander geldt natuurlijk ook voor het geval, dat aan de pachter bij het pachtcontract liet recht tot afbreken is verleend, waarbij bovendien nog komt, dat dit contrac tueel recht tot afbreken meestal alleen zal kun nen worden uitgeoefend bij het einde van de pachtverhouding, hetgeen voor de bank een ex tra bezwaar oplevert. Is artikel 27 van het pachtbesluit van toepassing, dan heeft de pachter bij het einde van de pacht de bank moet derhalve dit einde afwachten recht op een billijke vergoeding terzake van hetgeen hij gedurende de laatste aan het einde van de pacht voorafgegane tien jaren heeft ge bouwd. Zijn de warenhuizen en serres vóór die periode gesticht, dan is van enige vergoeding geen sprake. Door verlenging van de pacht kan derhalve de zekerheid voor de bank te loor gaan, alsmede door het niet tijdig ten minste één jaar vóór het einde van de pacht vorderen van de vergoeding. Bevat het pachtcontract een gunstiger vergoedingsregeling dan die neerge legd in atikel 27 van het pachtbesluit, dan zal toch het bezwaar aanwezig blijven,, dat de bank niet zelf het moment kan bepalen, waarop zij haar verhaal kan zoeken, daar wel geen enkele verpachter de verplichting op zich zal nemen om reeds gedurende het nog voortduren van de pachtverhouding tot vergoeding wegens bou wen door de pachter over te gaan. Wij moeten derhalve concluderen, dat de rech ten, welke de pachters terzake van hun stich tingshandelingen kunnen doen gelden, geen be hoorlijke zekerheid kunnen opleveren voor aan deze te verstrekken voorschotten of credieten. Hoogstens kan in die rechten in bepaalde dooi de Centrale Bank te beoordelen gevallen enige aanvullende zekerheid worden gevonden, indien althans de verpachters bereid zijn hun mede werking te verlenen, door onder meer de pacht- contracten zodanig te wijzigen, dat daarin de rechten van de pachters terzake van hun stich tingshandelingen zo volledig mogelijk zijn ge regeld. De onlangs in onze organisatie gevoerde actie om gelden bijeen te brengen voor de kankerbestrijding heeft een totaal be drag opgeleverd van 307.50. Het Koningin Wilhelmina Fonds" ver zocht ons de dank voor het ge-ven van deze bijdragen te willen overbrengen aan de betreffende boerenleenbanken, het geen wij hierbij doen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 15