Het, moeilijke begin De wet op het middelbaar onderwijs van 2 Mei 1863 bepaalde in artikel 19: „Er is een Rijkslandbouwschool, indien in de behoefte aan landbouwonderwijs niet op andere wijze wordt voorzien. Aan bijzondere land bouwscholen kan rijkssubsidie worden ver leend." Tot eerste inspecteur van het landbouwonder wijs werd, eveneens in 1863, benoemd Dr. W. C. H. Staring, wonende op De Boekhorst bij Lochem. Hoewel op grond van bovengenoemde wet reeds spoedig verschillende hogere burgerscholen werden gesticht, kwam het nog niet tot de op richting van een Rijkslandbouwschool. Van de toentertijd in ons land bestaande particuliere instituten voor land- en tuinbouwonderwijs dient in de eerste plaats genoemd te worden de sinds 1 November 1842 te Groningen gevestig de Landhuishoudkundige School met een boer derij te Haren. Men slaagde er niet in deze school te doen fungeren als Rijkslandbouw school en door onvoldoende steun van rijks wege werd zij zelfs voorjaar 1871 gesloten. De zo juist genoemde inspecteur van het land bouwonderwijs, Staring, wilde in die jaren komen tot gemeentelijke landbouwscholen, ver bonden aan 3-jarige hogere burgerscholen, zo mogelijk één per provincie. De eerste hiervan kwam eind 1870 tot stand aan de Rijks Hogere Burgerschool te Warffum en op 1 Januari 1871 trad Dr. O. Pitsch daar op als leraar voor de landbouwkundige vakken. In verschil lende gemeenten kwam men tot de oprichting van dergelijke scholen; wij noemen Winters wijk, Tiel, Goes en Zierikzee. Als van zelf doet zich de vraag voor: Hoe kwam men er ten slotte toe om juist Wage ningen te kiezen als vestigingsplaats voor het Rijklandbouwonderwij s De raad van de gemeente Wageningen,, die een gemeentelijke 3-jarige hogere burgerschool bezat, voelde zeer veel voor het denkbeeld van Staring en vroeg deze om advies. Staring was zeer voor Wageningen als vestigingsplaats voor landbouwonderwijs en de gemeenteraad van Wageningen besloot op 9 Februari 1872 zich tot Rijk en Provincie te wenden om tot de oprichting van een landbouwschool te geraken. Het bestuur van de afdeling Neder-Veluwe van de Gelderse Maatschappij van Landbouw betuigde zowel in Den Haag als in Arnhem met aandrang adhaesie met de voornemens van de gemeente Wageningen. Op 28 Mei 1872 vond op uitnodiging van de Gelderse Maatschappij van Landbouw en onder leiding van Baron Schimmelpenninck van der Oye, voorzitter van de Maatschappij, in Utrecht een bijeenkomst plaats met tal van vooraanstaande personen ter bespreking van de meest doeltreffende middelen, waardoor het landbouwonderwijs, hetzij door de Hoge Regering, hetzij door provinciën, gemeenten, maatschappijen of particulieren in Nederland kon worden in het leven geroepen. Na op de regering uitgeoefende aandrang werd' van overheidswege een aanmerkelijk hoger provinciaal subsidie aan Wageningen toegekend en zo kon op 8 September 1873 te Wageningen de Provinciale Landbouwschool worden geopend. Intusseni had de gemeenteraad van Warffum in 1870 besloten tot de stichting van de eerste provinciale landbouwschool'. liet ging echter niet met deze schoolde belangstelling was blijkbaar niet voldoende. Er waren maar weinig leerlingen en de school werd in 1874 op geheven. Zo waren dan de scholen te Haren en te Warffum gesloten. Binnen en buiten het parle ment werd de druk op de regering groter om nu toch eindelijk uitvoering te geven aan artikel 19 van de wet op het middelbaar onder wijs. Dit had tot gevolg, dat op de staats begroting voor 1876 gelden werden uitgetrok ken om de hogere burgerschool met de land bouwschool van de gemeente Wageningen door het Rijk te doen overnemen, hetgeen plaats vond op 1 September 1876. Wageningen bood bovendien vier herenhuizen en enige terreinen aan. Na verbouwing vormde dit alles tezamen de Rijkslandbouwschool. Op 18 en 19 Septem ber 1876 werd met de lessen begonnen, terwijl de officiële opening door minister Heemskerk plaats vond op 11 September 1877. De gevolgen Het landbouwonderwijs in Nederland begon al spoedig vruchten af te werpen. Reeds op de in 1907 te 's-Gravenhage gehouden tentoonstelling was er een algemene verbazing over hetgeen de Nederlandse landbouw daar liet zien. Weten schap en praktijk hadden elkaar spoedig ge vonden en werkten nauw samen. Na 1906 heeft ons land- en tuinbouwonderwijs Waarom juist in Wageningen? 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 13