7 i trouwen. Want wanneer het aan voldoende ver trouwen in het geldwezen blijft ontbreken, zal geen enkele stijging van de rente, hoe sterk ook, in staat blijken, middelen van noemenswaardige omvang voor investering in vaste rente dra gende fondsen ter beschikking te doen komen. Wat het tekort op de betalingsbalans voor het eerste halfjaar van 1951 op 725 millioen berekend tegen „slechts" n 00 millioen voor geheel 1950 betreft, heeft de regering blij kens de jongste verklaringen van minister Lieftinck in de Eerste Kamer nog niet de hoop opgegeven, dat de Amerikaanse regering ons uit de grootste nood zal helpen. Voor het tekort in het betalingsverkeer met de bij de Europese Betalingsunie aangesloten landen is intussen nog geen definitieve regeling getroffen. Terwijl Nederland een verhoging van het z.g. quotum van 330 millioen waarvan reeds ongeveer 80 is verbruikt tot ongeveer 400 millioen heet te hebben gevraagd, heeft men ons slechts 25 millioen extra toegestaan, in afwachting van de resultaten van een onderzoek door de E.B.U. naar de oorzaken van de permanente tekorten op de betalingsbalans. De uiteindelijke besluiten van de Europese Betalingsunie en van Washington zullen doorslaggevend zijn voor het welstandspeil, dat het Nederlandse volk zich als geheel zal kunnen veroorloven. Wanneer men de laatste koersen, welke in de hieronder opgenomen tabel zijn opgenomen, vergelijkt met die van enkele maanden geleden, ziet men, dat de van maand tot maand over het algemeen niet zeer indrukwekkende koersver schillen over een tijdvak van een half jaar ge nomen, toch zeer aanzienlijk zijn. Zo bedroeg- het koersverlies van de grootste lening, de 3 3/4 %-Nederland 1947 waarvan begin 1951 ruim 2,4 milliard uitstond op 28 Augustus j.1. reeds 16 punten, d.i. meer dan 17 van de beurswaarde. Iets minder groot zijn de ver liezen bij de investeringscertificaten en de groot boekinschrijvingen 1946, doch ook bij deze fondsen zijn ze nog aanzienlijk. Het werkelijke rendement van de genoemde fondsen is ten gevolge van de geschetste ont wikkeling reeds tot 4jZ gestegen, terwijl de 3 %-Indië A met een rendement van omtrent 5 bij de staatsfondsen (de Indische leningen worden zoals men weet door de Nederlandse Staat gegarandeerd) de kroon spant. Opmerkelijk is, dat de mislukte 4%-leningen van Haarlem en Zuid-Holland zich tot dusverre op de paristand hebben gehandhaafd. Van de zijde van particuliere beleggers komt de vraag zeker niet. Bij de huidige koersverhoudingen moet de kans voor het welslagen van een nieuwe 4 %-overheidslening in elk geval uitgesloten worden geacht. In financiële kringen is men thans van mening, dat een emissiepoging met een rentevoet, die beneden de 4)4 ligt, bij voorbaat tot mislukking gedoemd is, onver schillig of het nu de Staat of het particuliere bedrijfsleven is, dat een beroep op de kapitaal markt zou doen. Een grote lening zou bij de heersende verhoudingen waarschijnlijk 5 rente dienen af te werpen. Daar het opnemings vermogen van de aandelenmarkt, die zich nog altijd niet geheel van de druk der Philips- emissies heeft hersteld, ook niet hoog kan wor den aangeslagen, kan de huidige toestand niet anders dan als een impasse worden aangemerkt. De raderen van de geldmachine zijn volkomen vastgelopen en het zal niet gemakkelijk blijken te zijn om die machine weer op gang te brengen. Ook de ervaring met de 4 %-dollarlening van Philips waarvan het bedrag ad 20 millioen inmiddels wel grotendeels geplaatst zal zijn - heeft geleerd, dat de attractie, die in die dollar clausule is gelegen, toch niet zo sterk is, dat men bereid is met een veel lager rendement dan 4 genoegen te nemen. Men kan slechts hopen, dat er spoedig meer tekening in het verdere verloop van de rente komt, opdat spaarders en bedrijfsleven weten, waar zij aan toe zijn en een einde komt aan de bestaande onzekerheid, die de toch al geringe geneigdheid tot investering van nieuwe midde len vergroot en verlammend werkt op de onder nemingslust. Datum 27 Febr. 22 Mrt. 26 Apr. 28 Mei 25 Juni 26 Juli 28 \ug. 3'/. Nederland 1951 98 7. 97 96 7,6 95 89 ■V/4 Nederland 1950 95 7r 95 7. 92 V» 88 7, 88 »/4 87 7,6 81 3-3 >/2 Nederland 1947 96 5/s 9627;n 89 78 89 7„ 87 7. 80 3 Nederland 1962/64 met belast.fac. 95 7>« 9577, 92 7r 90 7» 90 7S 88 7S 83 7, 3 Grootboek 1946 94 V s 94 7,,; 91 7,6 89 89 7, 87 7. 8r 74 3 Investeringscert. 96"/... 95"/, 93 7i« 90 7,6 90 7,6 89373i! 85 3 Nederland 1937 93m/>« 94 7r 91 87 7 89 7. 87 72 80 3 2/2 $-lening 1947 99 7i 98 7« 97 7« 97 N.W.S. 77 7i. 77 7< 75 7ie 70 7, 74 72 66 3 Indië 1937 A 92 7» 92 7i« 89 88 90 89 v„ 1 92*"/32 n» 1 100 6/„ 100 y4 100 1 CT CC

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 11