van een noodvoorziening, samenhangende met
de heersende omstandigheden. Dit zóu aan de
Kamer een overijlde behandeling besparen, voor
zover overijling niet noodzakelijk blijkt in 's
lands belang, en het zou aan de publieke opinie
gelegenheid geven, zich nader te uiten over de
wettelijke regeling, voor zover deze een blijvend
karakter behoort te hebben, en tenslotte zou het
overleg met het naast betrokken bedrijfsleven,
waarop deze leden hoge prijs stellen, met be
trekking tot de noodvoorziening binnen zeer
kort tijdsbestek haar beslag kunnen krijgen,, ter
wijl dat overleg, voor wat betreft een regeling
van blijvende aard, in rustiger sfeer zou kunnen
worden gevoerd.
Op de bladzijden 7 en 8, waar klaarblijkelijk de
politieke medestanders van de minister aan het
woord zijn, wordt echter de gedachte aan een
noodvoorziening verworpen. Zij achten een
machtigingswet in de geest van het wetsontwerp
noodzakelijk en menen dat daarnaast nog phy-
sieke controles van onderscheidene aard nood
zakelijk zijn. Verder lezen wij dat deze leden
voorstanders zijn van consolidatie der vlottende
staatsschuld door middel van een gedwongen
lening. Als voorbeeld tenslotte van schadelijke
credietverlening aan particulieren noemen deze
leden de extra-voorraadvorming gedurende
1950, die de inflationistische ontwikkeling zou
hebben bevorderd.
Met deze enkele passages kan reeds duidelijk ge
maakt worden, dat de Kamer het de minister
niet gemakkelijk zal maken en dat er wel enige
kans op is, dat laatstgenoemde enig water in de
wijn zal moeten doen. Als tijdstip van behande
ling hoort men nu September noemen.
Prijzen kunstmeststoffen
Nadat de prijzen van superfosfaat voor het
nieuwe seizoen bekend zijn geworden en door
hun drastische verhoging van ruim 80 een
niet geringe schrik hebben veroorzaakt, zijn
thans ook de prijzen der stikstofmeststoffen
voor het seizoen 19511952 gepubliceerd. De
prijs van de belangrijkste meststof, de kalk-
ammonsalpeter, is verhoogd van 16,60 (Juli
1951) tot 17,80 (Januari tot en met Juni
1952). Dit zijn de prijzen die de groothandel
betaalt aan de verkooporganisatie der geza
menlijke fabrieken, het Centraal Stikstofver
koopkantoor. Het marktbericht van het Cen
traal Bureau noemt de prijsverhoging matig,
hoewel men had verwacht,, dat het nieuwe prijs
niveau iets dichter bij de laatst bekende voor-
jaarsprijzen zou liggen. Wanneer echter de prij
zen worden vergeleken bij die, welke in de om
ringende landen voor stikstofmeststoffen wor
den genoteerd, dan moet men er de Nederlandse
industrie dankbaar voor zijn, dat zij de verho
ging tot dit niveau heeft willen beperken.
Omtrent de prijzen van superfosfaat lezen wij
in hetzelfde marktbericht, dat er reeds gedu
rende het seizoen 19501951 sterke prijsverho
gende factoren werkzaam zijn geweest, o.a.
scheepsvrachten en grondstoffen. De producen
ten hebben echter de prijzen ongewijzigd ge
laten om de markt in Nederland niet te versto
ren. Deze lofwaardige politiek is mogelijk ge
weest, omdat op de exportmarkt aanzienlijk
hogere prijzen konden worden bedongen. Ook
nu nog ligt de exportprijs van superfosfaat op
de wereldmarkt hoger dan de officiële notering
voor Nederland. Intussen blijkt dat tengevolge
van de nieuwe hoge prijzen de vraag naar super
fosfaat een gevoelige daling heeft ondergaan.
Er is daarentegen grote vraag naar Thomas-
meel.
Uit de gang van zaken met de kunstmeststof
fen blijkt, dat de gevolgen van de internationale
spanningen ook tot het Nederlandse boerenerf
beginnen door te dringen, doch tevens dat het
van eminent belang is, dat wij voor deze pro
ducten onze eigen Nederlandse industrieën heb
ben. Zonder de eigen fabrieken zou de Neder
landse landbouw momenteel aanzienlijk meer
voor deze meststoffen moeten betalen dan thans
het geval is.
Industrialisatie in Nederland
In aansluiting op het bovenstaande zouden wij
even willen stilstaan bij de uiteenzetting, die
dr. A. Winsemius, directeur-generaal voor de
industrialisatie onlangs te Groningen heeft ge
geven over de toenemende industriële activiteit
in Nederland. Er zijn grote moeilijkheden, maar
er zijn ook goede kansen, die in de praktijk
reeds worden uitgebuit.
Nederland is bezig nieuwe welvaartsbronnen
aan te boren om het verlies van oude bronnen
goed te maken. Vergeleken met 1938 is het aan
deel van de industrie in het nationale inkomen
toegenomen van 30 tot 42
De vraag of Nederland zijn sterk toenemende
bevolking aan werk en brood zal kunnen helpen,
mag men met enig optimisme tegemoet treden.
Sinds 1930 is het aantal arbeiders in de in~
5