aangezet om de liquiditeit niet in gevaar te brengen. En moet men dan verder maar met de handen in de schoot gaan zitten? Moet de omvang van de spaarbank als een vaststaand feit worden aangenomen, waaraan alleen oorzaken van buiten af iets kunnen veranderen? T.aten we in bet kort de omstandigheden bezien, waarvan de beantwoording dezer vragen afhan kelijk is. We hebben te doen gehad met een sterke ten- denz tot ontsparing, die ziin oorzaak vond in de oorlogsdreigingen en inflationaire verwach tingen. Deze periode uitte zich door een vlucht in goederen en als de verschijnselen ons niet be driegen, is het hoogtepunt achter de rug, althans is er momenteel een terugslag in het bedrijfs leven merkbaar. Een dergelijk tijdperk van ontsparing is zeker niet aangenaam voor de spaarinstellingen en men staat er vrijwel machteloos tegenover. Ech ter kan ook worden opgemerkt, dat het hier gaat om een tijdelijke inzinking, die geen enkel bewijs levert voor een vermindering van de spaarzin als zodanig. Andere negatieve factoren worden algemeen erkend in de „opheffing van het bankgeheim", de te lage rentevergoeding en de waardevermin dering van het geld. We hebben de indruk, dat deze invloeden wel eens overdreven groot worden voorgesteld om een gemakkelijke verklaring bij de hand te heb ben voor de minder vlotte toevloeiing der gel den. Immers, voor het verzekeringsbedrijf zou den deze factoren ook moeten gelden en juist in die branche werd de laatste jaren een ongekend grote productie gemaakt. Ten aanzien van het bankgeheim zal de vroe gere toestand wel niet gemakkelijk worden her steld. Maar ook vóór de oorlog kon de belas tinginspecteur via een ambtshalve aanslag de waarheid wel aan het licht brengen. Overigens verkeren velen in de onjuiste mening, dat de fiscus kind aan huis is bij onze banken. Aan de lage rentevoet kan een remmende in vloed op het sparen niet ontzegd worden, maar of zij zo groot is als sommigen menen, moet wel worden betwijfeld. In het voorgaande zijn enkele omstandigheden genoemd, die de wc! beschikbare spaargelden niet naar de boerenleenbanken deden vloeien en hier gaat het in de eerste plaats om. Want er is ongetwijfeld nog veel geld voorhanden, dat als dood kapitaal blijft liggen of op andere wijze bestemming zoekt. Mocht daarbij de voorkeur zijn gegeven aan waardepapier (wat wij van het platteland niet algemeen aannemen), dan zal men zeker be hoorlijk geschrokken zijn. Eerst door de koers daling der obligaties en later weer door de tijde lijke instorting der aandelen. Beide feiten kun nen worden gehanteerd om de veiligheid der spaarbank en de directe beschikbaarheid der spaargelden in het juiste licht te stellen. Doch ook andere wegen vindt het spaargeld en het blijkt, dat zeer veel (ook op het platteland) geabsorbeerd wordt door de verzekeringen, spaarfondsen, bouwspaarkassen, enz. Wij kun nen er vrede mede hebben als een soliede en nuttige verzekering wordt afgesloten, maar als aan het publiek een vrij nutteloze en dure spaar- orm wordt opgedrongen, dan is bet te betreu ren als dit geld aan de spaarbanken ontgaat. Want nog altijd wordt het platteland af gestroopt door handige mensen, die er op getraind zijn met fraaie woorden hun papieren beloften te plaatsen. Er is vaak veel meer spaargeld ter beschikking dan wij oppervlakkig zouden menen. Geld, dat in normale tijden de normale weg naar de spaar bank zou vinden, maar dat nu, door onjuiste of overdreven veronderstellingen op andere wijze wordt aangewend. Komen wij nu terug op de eerder gestelde vraag, dan is er geen enkele reden om de omvang van de spaarbank als een niet te beïnvloeden groot heid te beschouwen. Mogen we machteloos staan ten aanzien van zekere tendenzen, zeker is dat niet het geval als het er om gaat verkeerde meningen te bestrij den en overdreven voorstellingen tot de juiste proporties terug te brengen. Wij zullen de oude vertrouwde weg naar de spaarbank zoveel mo gelijk moeten effenen door een juiste voorlich ting. Daardoor zal het zeker mogelijk zijn een deel van het beschikbare geld van een onjuiste besteding of belegging af te houden. Daarnaast zullen misschien binnen afzienbare tijd de omstandigheden gunstiger worden om de spaarzin als zodanig aan te moedigen, terwijl tenslotte vrijwel iedere boerenleenbank het in zijn macht heeft het aantal spaarders te vergro ten door een juist toegepaste pronagamki. Langzamerhand wordt geld een duurder artikel waardoor de overdadige vertering vanzelf wordt 18

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 18