EEN ANDERE KOERS
gen ad 300 millioen kronen, een defensielening
van 150 millioen kronen, vermindering van de
niet-militaire overheidsuitgaven en tenslotte, als
klap op de vuurpijl, een stelsel van gedwongen
sparen voor 1951, waarvan de opbrengst op
200 millioen kronen werd geschat.
Deze spaardwang zou alleen gelden voor hen,
die een jaarlijks inkomen van meer dan 8.000
kronen hebben (ongehuwden 6.000 kronen). De
rentevergoeding zou 4 bedragen en uiterlijk
in 1960 kunnen de gespaarde bedragen worden
uitgekeerd.
Tn de loop van dit jaar is de inkomensgrens der
gedwongen besparingen nog weer verlaagd en
wel tot 5.000 kronen voor het platteland, 5.500
kronen voor provinciesteden en 6.000 kronen
voor inwoners van Kopenhagen. Van deze basis
bedragen moet 100 kronen per jaar gespaard
worden en van het meerdere inkomen een pro
gressief percentage. De rente bleef vastgesteld
op 4 °/o en na 8 jaar krijgt men het geld terug,
respectievelijk bij het bereiken van de 70-jarige
leeftijd.
De politieke verhoudingen in Denemarken ga
ven verschillende maatregelen een betrekkelijk
eenzijdig karakter, waarop nog weer correcties
werden toegepast, doch het stelsel van gedwon
gen sparen, zoals dit hier wordt opgediend, zou
hij onze Nederlandse verhoudingen niet gemak
kelijk geaccepteerd worden.
Daarbij wordt nog niet gesproken over de
terugslag, die een dergelijke maatregel heeft op
de spaarinstellingen en wel speciaal, wanneer de
credietverlening op spaargelden is gebaseerd.
Het is de laatste tijd wel heel duidelijk gebleken
hoe betrekkelijk het begrip „geldruimte" is.
Tot voor kort zaten onze coöperatieve boeren
leenbanken ruim in de middelen, het depót bij
de Centrale Bank was over het algemeen vrij
groot en het was begrijpelijk, dat vele banken
in de verleiding kwamen hun rentabiliteit te
verhogen en belangstelling toonden voor minder
passende credieten en leningen.
Ontelbare malen moesten posten geweerd wor
den, die ogenschijnlijk goed waren, die welis
waar buiten landbouwverband stonden, maar
die toch meer boden dan de depositorente van
de Centrale Bank.
Meermalen werd een stille strijd gevoerd, die
vrijwel altijd weer in overeenstemming eindigde,
maar die toch altijd een botsing betekende tus
sen het inzicht op de lange termijn van de Cen
trale Bank en het locale streven naar directe
resultaten. Een streven, dat zeker niet is af te
keuren en min of meer het gevolg was van een
benauwde exploitatie, maar ook een streven, dat
gevaarlijke gevolgen kon hebben, als het in de
gehele organisatie onbelemmerd kon doorwer
ken.
Maar eindelijk, 11a zoveel jaren, blijken de
bakens toch verzet te zijn en plotseling wordt
er helemaal niet meer gepraat over een over
dadige geldruimte. Het zijn nu de woorden:
credietbeperking, dispensatieregeling, liquidi-
teitsgrenzen, die ons werk beheersen en het
„inzicht op de lange termijn" blijkt nog niet zo
verkeerd te zijn geweest. Het gaat er nu niet
meer om als bank te proberen zo goed mogelijk
van de overtollige middelen af te komen, maar
0111 de beschikbare middelen zo goed mogelijk
te distribueren. Vaak werd er gezegd: „Wij zijn
niet veel meer dan een belegging zoekende
spaarbank". Doch nu wordt er uit een ander
vaatje getapt en de nadruk komt veel meer te
liggen op de juiste credietverlening. Hetgeen
tevens inhoudt, dat de spaarder op een hoger
voetstuk wordt geplaatst dan voorheen. Tot
voor kort maakte het voor de boerenleenbank
niet zoveel uit (althans technisch gezien) of er
wat minder werd gespaard, thans is iedere stor
ting weer als van ouds hartelijk welkom.
Maar nu blijkt opeens de spaarbron ook niet zo
vlot meer te vloeien, ja, zelfs is er een terug
gang, die zich eind vorig jaar flauw aftekende,
maar nu de laatste maanden sterker doorzet.
Een vergelijking van de maandelijkse saldi-
balansen in dit blad zal dit met concrete cijfers
aantonen. Een verschijnsel, dat overigens al
vroeger werd verwacht en dat gelijke tred moet
houden met een sterk verhoogde credietvraag.
Immers, het zou wel wonderlijk zijn indien een
toenemende vraag naar geld op het platteland
gepaard ging met een stijgend spaarsaldo. Maar
dit is tevens de moeilijke kant van ons bank-
werk en op een goed moment (of liever op een
kwaad moment) moet de credietrem worden
17