haar mening nieuwe gebouwen voor gebouwd kunnen worden, welke gelijkwaardig zijn aan de verwoeste gebouwen, wat aard en bedrij fs- mogelijkheid betreft. Indien het om herstel gaat, wordt de voor herstel benodigde som vastgesteld. Aan de ene kant wordt er rekening mede gehouden, dat de nieuwe boerderij aan bepaalde minimum eisen moet voldoen b.v. wat brandveiligheid en hygiëne betreft, maar aan de andere kant wordt uitgegaan van de soberste uitvoering; op de eerste plaats wat plattegrond en constructie betreft, maar ook ten aanzien van het aanbrengen van bepaalde voorzieningen, welke men onder de huidige omstandigheden als een zekere luxe beschouwt, welke gemist kan worden. Bij het vaststellen der maximum bouwsom wordt uitgegaan van het tijdstip van houwen. Niet in alle gevallen is de maximum bouwsom er op gericht, dat de nieuwe gebouwen gelijk waardig worden aan de verwoeste. Wanneer nl. de overheid van mening is, dat de behoefte van een bedrijf sinds vroeger gedaald is, dan wordt de maximum bouwsom niet hoger vast gesteld dan nodig is om in de werkelijke be hoefte te voorzien. Het bepalen van de behoefte van een bedrijf wordt in handen gelegd van het ministerie van Landbouw. Wat de woninggrootte betreft zul len nog aparte bepalingen gelden, welke wel zullen inhouden, dat voor iedere bedrijfsgrootte een maximum wordt aangehouden. Het is nog niet geheel zeker of daarbij rekening zal wor den gehouden met de gezinsgrootte ten tijde van de herbouw. Zo zullen er dus veel boerderijen zijn waarvan de nieuwe woning kleiner is dan de verwoeste. Aan de andere kant zullen in uit zonderingsgevallen, waarin de gezinsgrootte daartoe dwingt,, de nieuwe woningen iets groter kunnen zijn dan de verwoeste. De norm, welke voor de grootte der woningen zal worden ge steld, staat nog niet vast. Men zal begrepen hebben dat, indien iemand meer verbouwt dan de maximum bouwsom be draagt of voorzieningen aanbrengt, welke als luxe worden beschouwd of een woning houwt, waarvan de inhoud de door de overheid ge stelde norm te hoven gaat, de meerdere bouw kosten, welke er het gevolg van zijn, geheel zelf zal moeten betalen. Voor zover het te verbou wen bedrag echter binnen de gestelde grens blijft, wordt het verdeeld in een rendabel en een onrendabel deel. Dat 'zal niet gebeuren door schattingen bedrijf voor bedrijf. Er zal daar voor een tabel worden gebruikt, waaruit voor ieder bedrijf kan worden afgelezen welk per centage der bouwsom de getroffene zelf zal moeten betalen. Dit percentage is afhankelijk van 1de groep waarin het bedrij f vanwege het ministerie van Landbouw is ingedeeld 2. de bedrijfsgrootte 3. het waardecijfer, dat door het ministerie van Wederopbouw is toegekend aan de ver woeste gebouwen. Ideaal zal dit systeem van rendabiliteitsbeoor- deling lang niet werken en soms zal het zelfs tot ernstige onbillijkheden kunnen leiden. Er zullen waarschijnlijk slechts drie groepen zijn, waarin bedrijven kunnen worden ingedeeld akkerbouwbedrijven en gemengde bedrijven op klei of veen; veebedrijven op klei of veen en tenslotte gemengde bedrijven op zand. Bij eenzelfde bedrijfsgrootte zal iemand, die in de eerste groep is ingedeeld plni. 6 dei- bouwkosten meer zelf moeten betalen dan iemand, die in de laatste groep is ingedeeld. Vooral in bepaalde grensgevallen zal dat moei lijkheden kunnen opleverenWaarschijnlijk zul len wij er echter niet in slagen een beter systeem te verkrijgen. Wat de bedrij fsoppervlakte be treft zal dikwijls reeds een ha meer of minder van betekenis zijn. Hier is de stijging der ren- dabiliteitspercentages echter zeer geleidelijk. Het waardecijfer voor de verwoeste gebouwen is een nogal vaag begrip; 1 stelt hierbij de laag ste en 7 de hoogste waarde voor. Het cijfer houdt verband met gebruikswaarde en toestand der verwoeste gebouwen. Wij zullen nu eens aan de hand van de voorbeelden proberen uit leggen, hoe het in de maak zijnde systeem, voor zover wij het hierboven hebben uitgelegd, in de praktijk zal werken: Ten nadele van een landbouwer met een /and- bedrijf van 10 ha zijn de bedrijfsgebouwen totaal verwoest. De wederopbouw stelt de waarde der oude gebouwen op 5.000.(rijks bijdrage) en kent er het gemiddelde waarde cijfer 4 aan toe. De maximum som, welke aan de herbouw mag worden besteed, werd vastge steld op 30.000.en voor dat bedrag kwam de herbouw ook gereed. In dit geval zou de ge- 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 13