minste velen hunner, zal kunnen kiezen, zijn de volgende ie. De bijdrage op vervangingsbasis. 2. Een systeem volgens hetwelk aan de getrof fenen voorlopig over een deel der herbouw kosten rente vergoed wordt en/of aan hem een ander deel der bouwkosten renteloos zal worden geleend door de overheid,, terwijl na 10 jaar in plaats daarvan een uitgestelde bijdrage zal vol gen. 3. Een systeem volgens hetwelk de getroffene boven de bijdrage op prijsbasis 1940 aan stonds een aanvullende bijdrage zal ontvangen, gelijk aan een bepaald deel van het verschil tus sen de herbouwkosten en de bijdrage op basis 1940. De bijdrage op vervangingswaarde is alleen be reikbaar voor hen, wier zuiver vermogen buiten reikbaar voor hen, wier zuiver vermogen buiten de rijksbijdrage voor de gebouwen en zoals dat in aanmerking werd genomen voor de ver mogensheffing ineens niet hoger was dan 20.000 en dan nog alleen indien de rijks bijdrage, indien het om een woning gaat, niet hoger is dan 5.000.en indien het om een woning annex bedrijfsgebouwen gaat niet hoger is dan 8.000. Evenals dat ten aanzien van andere systemen gezegd moet worden, geldt hier dat nog aller minst bekend is hoe de regeling voor het stellen der bijdrage op vervangingsbasis in de prak tijk zal lopen. Wij maken er ons echter ernstige zorg over, dat voor boerderijen de werkelijke herbouwkosten wel eens heel wat hoger zouden kunnen zijn dan het bedrag, waarop de ver vangingswaarde volgens de wettelijke regeling gesteld zal worden, vermeerderd met de waarde stijging van prijsbasis 1940, welke de getroffene bij deze regeling in ieder geval zal moeten blij ven betalen. De vervangingswaarderegeling ziet er op het eerste gezicht zeer aanlokkelijk uit. Beter kan nauwelijks, tzou men kunnen zeg gen. Het is echter een feit, dat de deskundigen van de Stichting voor de Landbouw er in het ge heel niet van overtuigd zijn, dat deze regeling voor veel bedrij fsgenoten die hun boerderij ver loren, de aanvankelijk verwachte uitkomst zal brengen. De verwachtingen mogen hier zeker niet te hoog gespannen worden. De voornaamste aanleiding tot deze zorg is de omstandigheid, dat de werkelijke verhouding tussen herbouw kosten en rijksbijdrage wel eens ongunstiger zou kunnen zijn dan waar de overheid bij het vaststellen van het getal, waarmede de rijks bijdrage moet worden vermenigvuldigd om de vervangingswaarde te vinden, van uit gaat. Het zou overigens te ver voeren hier dieper op in te gaan. Laat ons nog eens even afwachten. Zoals reeds gezegd, zijn alle uitvoeringsbe schikkingen nog in de maak en misschien valt het nog wat mee. Het hierboven onder 2 genoemde systeem is zeer belangrijk, vooral omdat het onder 3 genoemde er nauw mee samenhangt en dat derhalve zeer eenvoudig wordt als men het tweede eenmaal kent. Voor de toepassing zal het vooral nodig zijn a. de rijksbijdrage op prijsbasis 1940 te ken nen b. de maximum som vast te stellen, welke vol gens de overheid aan herbouw of herstel besteed mag worden c. de herbouwkosten te verdelen in een ren dabel en een onrendabel deel d. te bepalen in hoeverre over de onrendabele bouwkosten rente zal worden vergoed en in hoeverre de onrendabele bouwkosten door de Staat aan de getroffenen zullen worden geleend. Laat ons bij alle onzekerheden, welke er nog be staan eens trachten deze vier peilers .waarop de regeling straks zeker zal rusten, nader met LT te bezien. Aangaande de rijksbijdrage kunnen wij kort zijn. Hier is bedoeld de basisbijdrage, welke de wet voorschrijft op basis van de waarde van het verlorene per 9 Mei 1940. Zij wordt aan de betrokkene medegedeeld en des gewenst kan hij er tegen in beroep gaan binnen een maand na de ter post bezorging van het be richt waarin zij hem werd medegedeeld. Deze rijksbijdrage is natuurlijk belangrijk. Over schat mag deze belangrijkheid echter ook weer niet worden, zoals uit het navolgende zal blijken. Van zeker niet minder belang is de vaststelling der maximum som, welke volgens de overheid aan herbouw of herstel besteed mag worden. Voor de bedrij fsgenoten zal veelal gelden, dat de overheid deze som zo zal vaststellen,, dat er naar 12

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 12