bepaald, dat voorschotten of credieten, welke
op andere wijze dan door borgstelling, hypo
theek of effecten ten laste van of gegarandeerd
door Nederlandse publiekrechtelijke lichamen
zijn gedekt, de goedkeuring der Centrale Bank
behoeven. Bij afwijkende zekerheid als b.v.
cessie van vorderingen, overdracht van goede
ren, verpanding van polissen van levensverzeke
ring enz. moet dus steeds dispensatie gevraagd
worden.
Art. 3 sub 6 der statuten bepaalt, dat de goed
keuring van de Centrale Bank is vereist voor
a. het verlenen van voorschotten en credieten
aan en het aannemen als borg van
rechtspersonen en vennootschappen onder
firma; dit betreft dus alle verenigingen, zo
wel coöperatieve als die, opgericht volgens
de wet van 1855-
b. het verlenen van voorschotten en credieten
aan leden van het bestuur of van de raad
van toezicht of aan de kassier
c. het aannemen van leden van het bestuur of
van de raad van toezicht en van gehuwde
vrouwen als borg voor voorschotten en cre
dieten.
Deze bepalingen behoeven o.i. geen nadere toe
lichting.
In art. 7 lid ic wordt voorgeschreven,, dat bij
Huishoudelijk Reglement worden vastgesteld
de maximumbedragen, die het bestuur zelfstan
dig, resp. onder goedkeuring van de raad van
toezicht aan één lid in voorschot of crediet
in lopende rekening mag verstrekken of ten be
hoeve van één lid als garantie en borgtocht mag
verstrekken.
Deze bedragen mogen niet worden overschre
den dan nadat het bestuur daartoe, behalve de
goedkeuring van de raad van toezicht, ook die
van de Centrale Bank heeft verkregen.
Men houde dit maximum dus bij iedere aan
vraag in het oog.
Ten slotte wordt in art. 28 letter f bepaald, dat
het bestuur de goedkeuring der Centrale Bank
behoeft voor
„de beleggingen in de zin van art. 5 sub a der
statuten."
In dit artikel wordt het volgende bepaald:
het beleggen van gelden (waaronder te ver
staan alle uitzettingen, in welke vorm ook
ook dus in de vorm van aankoop van effecten
of onroerende goederen, enz. die niet zijn
voorschot- of credietverlening aan leden binnen
de grenzen, hiervoor vastgesteld bij Huishou
delijk Reglement en onder de voorwaarden,
voor de gewone voorschot- en credietverlening
vastgesteld) het beleggen mag ook geschieden
bij niet-leden.
Zoals men ziet, blijft er dus voor alle banken
een belangrijke groep van credieten en voor
schotten bestaan, waarvoor steeds de goedkeu
ring der Centrale Bank vereist is-
Gaan we thans over tot een bespreking van de
grenzen A en B van de dispensatieregeling,
dan trekt bij vergelijking met de oude dispen
satieregeling (zie handboekje blz. 278) de bij
zondere aandacht, dat de regeling thans twee
ledig is, 11I. enerzijds ten aanzien van voor
schotten op lange termijn en anderzijds een
aan banden leggen van elke vorm van crediet
en voorschotverstrekking of belegging; de
oude regeling betrof alleen voorschotten en
hypotheken op lange termijn.
Uit de besprekingen op de ringvergaderingen
is wel duidelijk gebleken, dat de nieuwe rege
ling beoogt bescherming van een voldoende
liquiditeit van de organisatie. Een indirecte
bescherming door het bewaren van juiste ver
houdingen ten aanzien van beleggingen op
lange en korte termijn (zie punt A)een directe
bescherming door te bepalen, dat bij het be
reiken van een grens van 30% der verplich
tingen van een bank (spaargelden, deposito's
en credietruimte) elke verdere belegging de
goedkeuring der Centrale Bank behoeft (zie
punt B).
De dispensatieregeling luidt als volgt:
A. Het is een bank,, lid van de Centrale Bank,
niet geoorloofd „voorschotten op lange
termijn" te verstrekken: zodra het totaal
bedrag aan uitstaande voorschptten,
leningen, deelnemingen en hypotheken (op
korte en lange termijn), vermeerderd met
het totaalbedrag aan door de bank geopende
credieten meer bedraagt dan 70 van het
bedrag der spaargelden en deposito's in
lopende rekening en van de reserve.
(Onder „voorschotten op lange termijn"
worden verstaan voorschotten of leningen
of andere beleggingen (uitgezonderd effec
ten) die krachtens hun bestemming een