\k nieuwe llispensatieregeling dacht. Binnen het kader van een bedrijf s-econo- misch toezicht gaat het o.i. niet aan, dat sta tuten en reglementen zouden kunnen worden opzij geschoven door krachtens de wet genomen of goedgekeurde besluiten. Ten hoogste zou zulks mogen geschieden krachtens een nood- regeling. Een dergelijke noodregeling zou bin nen een te bepalen tijd opnieuw aan het oordeel van de Staten-Generaa! moeten worden onder worpen. Daarbij zou de gelegenheid bestaan na te gaan of de omstandigheden een verlenging, wijziging of intrekking gewenst maken. Artikel 18 lid 1 sub a- Het is ons opgevallen, dat aan een niet bij een Centrale aangesloten landbouwcredietbank, de verplichting kan worden opgelegd, zich aan te sluiten bij of zich onder toezicht te stellen van een organisatie, werkzaam op haar gebied. Voor de andere, niet in artikel 18 lid 1 sub a bedoelde, credietinstellingen bestaat alleen de verplichting om zich aan te melden bij De Nederlandsche Bank wordt deze aanmelding niet gevolgd door inschrijving door De Nederlandsche Bank, dan blijven zij vrij, met dien verstande, dat het publiek geacht wordt gewaarschuwd te zijn. Bij ons is de vraag gerezen, waarom eenzelfde vrij heid ook niet zou moeten gelden voor de in artikel 18 lid 1 sub a bedoelde instellingen. Aan deze credietinstellingen, die sinds jaar en dag hebben te kennen gegeven niet met een der op haar gebied werkzame organisaties te willen samenwerken, zou de vrijheid kunnen worden gelaten zich rechtstreeks te stellen onder toe zicht van De Nederlandsche Bank. Algemeen. Tenslotte veroorloven wij ons onder Uw aan dacht te brengen, dat het Belgische K.B. nr. 73 van 30 November 1939 op de private spaar kassen voor de quantitatieve reglementering van het landbouwcredietwezen uitgaat van de ge combineerde balans van Centrale Bank (Cen trale Kas voor Landbouwkrediet) en aangeslo ten boerenleenbanken (Raiffeisenkassen). Het zou naar onze mening aanbeveling verdienen, dat de wet daartoe ook bij ons de mogelijkheid zou openen met vrijheid 0111 in de praktijk daar van al dan niet gebruik te maken. Reeds is zulks bij de uitvoering der credietbeperkingsregeling onder ogen gezien, doch hij gebrek aan een wettelijke grondslag moeilijk uitvoerbaar voor gekomen. Een dergelijke regeling zou daarop neerkomen, dat aan de Centrale Bank de ver plichting zou kunnen worden opgelegd om aan te tonen, dat de collectiviteit van Centrale Bank en boerenleenbanken aan de krachtens de wet gestelde eisen voldoet. Wij zouden hoge prijs erop stellen, indien de voorafgaande beschouwingen Uw bijzondere aandacht zouden mogen hebben. Coöperatieve Centrale Raiffeisen-Bank G. MINDERHOUD. Voorzitter. S. F. A. C. M. VAN WIJNBERGEN, Secretaris. Coöperatieve Centrale Boerenleenbank A. N. FLESKENS, Voorzitter. Bh. C. M. VAN CAMPEN, Secretaris. Utrecht T Eindhoven De nieuwe dispensatieregeling, welke met alge mene stemmen door de algemene vergadering van 1951 werd aanvaard, geeft twee grenzen aan, waarbinnen een zekere vrijheid bestaat tot het verlenen van voorschotten en credieten. Alvorens na te gaan hoe men deze ruimte kan berekenen, is het goed eerst de gevallen op te sommen, waarvoor buiten de dispensatierege ling volgens statutaire en reglementaire be malingen mede de goedkeuring der Centrale Bank vereist is. Art- 3 van de statuten dei- boerenleenbanken sub 4, 5 en 6 geeft hiervan een overzicht. Art. 3 sub 4 bepaalt, dat indien tot zekerheid van een voorschot of crediet effecten in onder pand worden aangeboden, andere dan ter beurze genoteerde obligaties ten laste van of volledig gegarandeerd door Nederlandse pu bliekrechtelijke lichamen, de goedkeuring van de C entrale Bank op bedoeld voorschot of cre diet vereist is. Nederlandse publiekrechtelijke lichamen zijn het Rijk, de provincies en ge meenten, waterschappen en gereglementeerde polders. Art. 3 sub 5 stelt de goedkeuring der Centrale Bank als vereiste, voorzover deze bij de z.g. dispensatieregeling wordt voorgeschreven. In de nieuwe dispensatieregeling is onder punt c 11111 IQSI. 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 8