de verhoging van de inkomstenbelasting, voor zover het inkomen is verkregen uit de winst van de onderneming. De minister staat op het standpunt, dat het inkomen uit de bedrijfs winst het meest heeft geprofiteerd van de na oorlogse ontwikkeling, anders gezegd van de prijsstijgingen en van de export. Het wordt billijk geacht onder de huidige omstandigheden de winsten van de natuurlijke personen en ven nootschappen zwaarder te belasten. Falend betoog, noemde de N.R.Ct de verdedi ging van de minister van dit onderdeel van zijn belastingvoorstellen. Men ziet er in de terugkeer van de ondernemingsbelasting. Ook de Stichting voor de Landbouw heeft zich tegen deze belasting verzet, eveneens trouwens tegen de voorstellen, die de verhoging van de vermogensbelasting en van de successierechten beogen. De Stichting staat op het standpunt, dat er geen enkele aanleiding toe bestaat de winst uit landbouwbedrijven nog zwaarder te belasten dan thans reeds het geval is. Reeds meerdere malen heeft de Stichting er op gewezen, dat het progressieve tarief der in komstenbelasting op het landbouwbedrijf met zijn sterk wisselende uitkomsten en zijn typisch patriarchale verhoudingen met onbetaalde ar beid van gezinsleden, toch reeds een oneven redig zware druk ligt. Ook het feit, dat het landbouwbedrijfsmiddel grond nog langs de weg van de grondbelasting en andere zakelijke belastingen wordt getroffen, verzwaart de fiscale positie van het landbouwbedrijf. Van de voorgestelde verhoging van de vermo gensbelasting wordt gezegd, dat zij niet zo onschuldig is als zij er uit ziet. In het bijzonder geldt voor het vermogen behorende bij het land bouwbedrijf, dat de druk toch reeds aanzienlijk is verzwaard. Aantasting van dit vermogen, dat vaak van geslacht op geslacht met grote zorg is overgedragen, zal leiden tot vernietiging- van een sociale structuur, die juist in land- en tuinbouw door het bezit van het bedrijfsvermo gen in eigen hand van boer en tuinder in aan zienlijke mate mede tot de welvaart van ons land heeft bijgedragen. Ten slotte keert de Stichting zich tegen de ver hoging van de sucessiebelasting, waarvan zij zich afvraagt of deze in het huidige belasting stelsel nog wel past. Zij zegt,, dat deze belasting- dateert uit een periode, dat het inkomen en het vermogen niet of nauwelijks door de fiscus werden beroerd- Thans, nu zware heffingen het instandhouden van vermogen laat staan het vormen van vermogen bemoeilijken, moet het heffen van de successierechten voeren tot aantasten van vermogen, hetgeen ook weer voor de landbouw met zijn bijzondere verhoudingen een groot nadeel is- Opgemerkt wordt verder, dat in het huidige wetsontwerp wel gedacht is aan een tegemoetkoming voor pensioen- en lij f- rentegenieters, doch dat daarentegen de eigen spaarders in geen enkel opzicht worden ontzien. De handel op Duitsland Gemeld wordt, dat de raad van de O.E.E.S. (de organisatie der Europese Marshall-landen) na moeizame onderhandelingen een beslissing heeft genomen ten aanzien van de uitvoer naar Duitsland. Deze beslissing geldt met terug werkende kracht van 1 Juni jl. en zal een periode van 3 maanden bestrijken. Per maand wordt een bedrag van 170 millioen dollar ver deeld voor cle uitvoer naar Duitsland, waarbij enerzijds rekening is gehouden met de Duitse behoeften en anderzijds met de speciale positie van de crediteurlanden in de Europese Be talingsunie, waaronder Nederland. Ons aandeel zal ongeveer 20 millioen per maand bedragen. Er moet nu nog nader overleg tussen Nederland en Duitsland plaats vinden. Voor ons is het van belang in Duitsland afzet te krijgen voor nog gecontingenteerde producten. liet grote belang van de Marshall-hulp voor het op gang houden van het handelsverkeer in Europa is vooral ten aanzien van de uitvoer naar Duitsland voor ieder duidelijk. Wij zouden met het geval vol komen zijn vastgelopen (denk aan groente en eieren) indien niet door middel van de Europese betalingsunie de weg naar Duitsland werd open gehouden. De boeren en tle belastingen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 5