het bijzonder voor de algemene gang van zaken
op de kapitaalmarkt, te meer, daar de minister
zich, ter gelegenheid van de gedachtenwisseling
met de Kamer inzake de belastingverhogingen
eveneens in deze geest heeft uitgelaten. Daarbij
werd nl. verkaard, dat liet gewenst is de rente
ontwikkeling in de hand te houden" en dat ,,de
mogelijkheid van het uitgeven van staatslenin
gen met een stok achter de deur door de rege
ring niet wordt uitgesloten." Van de zijde van
het levensverzekeringbedrij f is inmiddels na
drukkelijk ontkend, dat bij het sluiten van de
vermelde leningsovereenkomsten van overheids
wege enige druk zou zijn uitgeoefend. Op zich
zelf is er natuurlijk geen enkele reden hieraan
te twij felen. Doch opgrond van de mededelingen,
welke minister Lieftinck met betrekking tot de
te voeren leningspolitiek heeft gedaan, staat het
toch vast, dat die leningen afgesloten zijn in
de wetenschap, dat eventueel een gedwongen
lening zal worden uitgegeven. Dat blijkt ook
uit de bepaling, dat de levensverzekeringmaat
schappijen geacht worden voor de komende
twee jaren haar bijdragen tot het overheids-
crediet te hebben verleend. Dit is immers een
toezegging, dat zij in die tijd niet behoeven deel
te nemen in een eventuele lening met de stok
achter de deur.
Zoals gezegd zjn de levensverzekeringsgelden
bestemd voor de gemeentelijke woningbouw. Ze
komen niet in de schatkist terecht, doch worden
via de Bank voor Nederlandsche Gemeenten ter
beschikking van de gemeenten gesteld. Minister
Tn 't Veld heeft die leningen een druppel op
een gloeiende plaat genoemd, hetgeen begrijpe
lijk wordt als men weet, dat op i Januari jl.
van de provincies en gemeenten in de vorm van
kasgeldleningen rond 600 millioen vlottende
schulden uitstonden. Minister Lieftinck had de
lagere publiekrechtelijke organen nl. in het
kader van de goedkoop-geldpolitiek steeds
verboden boven het rentepeil uit te gaan, dat
het Rijk wenste te betalen voor staatsleningen.
Tijdige omzetting in lang lopende schuld is
daardoor onmogelijk geworden en zo zien wij
thans de toestand, dat niet alleen het Rijk, doch
ook de provincies en gemeenten met een veel
te grote kort lopende schuld opgescheept zitten,
te groot niet alleen in verhouding tot het bedrag-
der lang lopende schuld, doch in nog veel ster
kere mate met betrekking tot de op het ogenblik-
voor belegging beschikbare middelen. Voor de
provincies en de gemeenten is de toestand nog
moeilijker dan voor het Rijk, omdat de banken
haar kasgelden tot een bepaald percentage in
schatkistpapier moeten heieggen, doch ten aan
zien van de lagere publiekrechtelijke lichamen
niet zulk een verplichting hebben. Verder kan
de schatkist bij de Nederlandsche Bank aan
kloppen, die dit jaar al ruim 250 millioen
schatkistpapier rechtstreeks van het Rijk
„kocht".
liet Rijk onderhandelt thans ook met de pen
sioenfondsen voor een lening.
Door deze tactiek van de overheid wordt de
spoeling voor het particuliere bedrijfsleven na
tuurlijk dunner. Men schrijft het in financiële
kringen ook aan de concurrentie van de Staat
toe, dat Philips geen grote lening hij de grote
beleggende instellingen heeft kunnen afsluiten,
waardoor geen andere keuze overbleef dan ver
groting van het gewone en preferente aandelen
kapitaal naast de uitgifte van een dollarlening.
Het opnemingsvermogen van de aandelenmarkt
voor de Philips-emissies houdt een belangrijke
aanwijzing in voor de verdere ontwikkeling op
de kapitaalmarkt en voor het toekomstige aan-
delenrendement, waarin de kapitaalschar.rste
onder de heersende omstandigheden veel sterker
tot uitdrukking komt dan op de obligatiemarkt,
die als een kasplantje wordt ontzien.
Aan de ene kant vergroot de beleggingsver
plichting voor schatkistpapier, waaraan het
bankwezen onderworpen is, de kapitaalbehoef
ten van het bedrijfsleven, dat nu ook zijn be
drijfsvoorraden op lange termijn moet finan
cieren, aan de andere kant vergroot de voor
rangspositie, welke het Rijk zich zoals uiteen
gezet bij de grote geldreservoirs verzekert, d<-
particuliere vraag op de kapitaalmarkt, terwijl
geen enkele onderneming -afgezien van cm
speciale groep als de hypotheekbanken, die thans
algemeen tot het 4 rentetype overgaan voor
haar pandbrieven zich nog gewaagd heeft
aan een lang lopende obligatielening sedert de
mislukking van de 41 staatslening 1951 de
obligatiemarkt ontwrichtte.
De jongste dividendverhogingen van de grote
concerns Koninklijke Petroleum, Unilever,
Philips en A.K.U. - - vormen alle een aanwij
zing voor de nog in gang zijnde rentestijging.
De uitgifte van een 4 %-do//<7/dening door een
eersterangs debitrice als Philips toch mag wor
den geacht te zijn, levert o.i. het bewijs, dat
Philips een 4 f -guldenslening niet heeft aange
durfd. Want er bestond o.i. hoegenaamd geen
noodzaak de verkrijging van de dollars door
aankoop van Amerikaanse waarden op de Am-