langere looptijd of duur hebben dan ge middeld 5 jaar). Hier is dus de totale voorschot- en crediet- verstrekking van elke bank vrij tot een bedrag van 70 van alle middelen der bank (spaar gelden, deposito's in lopende rekening en reserves). Wordt deze grens bereikt, dan is voor het ver strekken van voorschotten of leningen en deel neming in leningen, die krachtens hun bestem ming een langere looptijd of duur hebben dan gemiddeld 5 jaar, de goedkeuring der Centrale Bank vereist- B. Het is een bank, lid van de Centrale Bank, niet geoorloofd voorschotten of credieten te verstrekken of uitzettingen, in welke vorm ook, of beleggingen (inclusief beleg ging in effecten) te doen,, zodra en zolang bet saldotegoed bij de Centrale Bank minder bedraagt dan 30 van het totaalbedrag aan spaargelden en deposito's in lopende rekening, vermeerderd met 30 van het bedrag van de ruimte op de geopende cre dieten. Onder deze ruimte wordt verstaan het totaalbedrag der geopende credieten bij een bank, verminderd met het 'bedrag van de debetsaldi. De regeling onder B is geheel nieuw en beoogt het bedrag der directe liquiditeiten, d.i. het saldotegoed bij de Centrale Bank (kasgeld en vorderingen op postcheque- en girodienst en banken) te binden aan een bepaalde verhouding tot de verplichtingen der bank. Hiervoor is een minimum van 30 bepaald, waarbij evenzeer rekening is gehouden met het sterk fluctuerend karakter der rekening-cou- rautgelden als met de meerdere stabiliteit der spaargelden. Ook een deel van de credietruimte dient in directe liquiditeiten aanwezig te zijn, omdat de credietnemers ook over deze ruimte kunnen be schikken. ij merken hierbij nog op, dat voor de vast stelling van deze grens (B) het saldotegoed bij de Centrale Bank wordt verminderd met een eventueel bij de Nederlandsche Bank opgeno men voorschot inzake de algemene vergunning 40I). C. Het is een bank, lid van de Centrale Bank, niet geoorloofd credieten en voorschotten te verstrekken, welke op andere wijze ge dekt zijn dan door borgstelling, hypothe caire zekerheid en effecten, overeenkom stig de bepalingen in art. 3 der statuten. De bedoeling van dit punt is reeds uiteengezet. Zoals reeds in de Raiffeisen-Bode van Juni jh is opgemerkt, verdient het aanbeveling, dat onze kassiers maandelijks met behulp van de boerenleenbankmaandstaat en de overige ge- gevens voor de Centrale Bank de dispensatie- grenzen en de hierop bestaande ruimte resp- overschrijding berekenen. In de maandelijkse bestuursvergadering kan dit overzicht behandeld worden en aan de hand hiervan de maatregelen overwogen 0111 even tuele overschrijdingen ongedaan te maken. Dergelijke maatregelen kunnen zijn: inper kingen of algehele opzegging van credieten, versterkte aflossing op bepaalde voorschotten, opzegging van minder in de sfeer onzer ban ken liggende leningen. Bovendien zijn deze maandelijkse overzichten onmisbaar bij de be spreking van aangevraagde voorschotten en credieten. Immers de resultaten der grenzen A en B be palen of al dan niet dispensatie moet worden gevraagd aan de Centrale Bank en bij over schrijding dient het bestuur zich rekenschap te geven van haar beleid. Waarom b.v. de Centrale Bank lastig te vallen met aanvragen, waarvan men zelf overtuigd is, dat de boerenleenbank, die haar eigen verant woordelijkheid ook in dit opzicht moet besef fen, deze niet kan toestaan? Wij vertrouwen in deze op het nuchtere inzicht van onze besturen, dat het belang van iedere bank afzonderlijk gediend is van een op juiste wijze geleide organisatie. 1 en overvloede willen wij nog opmerken, dat voorzover onze banken bewegingsvrijheid be houden, het na de vele uiteenzettingen in Raiffeisen-Bode, ringvergaderingen en algemene vergadering ieder wel duidelijk zal zijn, dat ten aanzien van financiering van buiten de land- bouwsfeer staande objecten de uiterste terug houdendheid in acht dient te worden genomen In een circulaire zullen wij een uitgewerkt voor beeld geven ter berekening van de grenzen A en B der regeling. o o 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 10