gelden of bepaalde onderdelen van die
gelden
c) liet verbod of de beperking van het ver
lenen van bepaalde soorten of vormen van
credieten of van credieten, die een bepaalde
omvang te boven gaan;
d het verbod of de beperking van het ver
richten van bepaalde soorten of vormen
van beleggingen of van beleggingen, die
een bepaalde omvang overtreffen;
e) bepalingen nopens de ten minste te be
dingen rente, zomede nopens de rente, ten
hoogste te vergoeden voor toevertrouwde
gelden.
Het is dit artikel, dat de overheid de waar
borgen geeft ,,voor een coördinatie van het be
leid van de overheid en van het beleid van het
bankwezen in verband met algemeen econo
mische en monetaire omstandigheden." De tus
sen aanhalingstekens geplaatste woorden zijn
ontleend aan de memorie van toelichting, die
het wetsontwerp vergezelt.
Ter verduidelijking van de opvattingen van de
minister nemen wij uit dit stuk nog de volgende
passage over
„Met betrekking tot het algemeen economische
aspect dient te worden gewezen op de grote rol.
die de particuliere banken spelen in het econo
mische bestel, enerzijds doordat zij een belang
rijk deel van de aan de overheid en aan het
bedrijfsleven verleende credieten verzorgen, an
derzijds doordat de rekening-courantsaldi bij
de handelsbanken en de boerenleenbanken als
geld dienst doen en de genoemde groepen
banken door de mate van hun credietverlening
de geldhoeveelheid kunnen vergroten, respec
tievelijk verkleinen. Deze wijzigingen in de
geldhoeveelheid kunnen een belangrijke rol
spelen met betrekking tot het conjunctuurver
loop. Hoewel het conjunctuurverloop in Neder
land overwegend wordt beheerst door de ont
wikkeling op de grote internationale markten
mag toch de invloed van de credietverlening
der particuliere banken op de scherpte van dit
verloop niet worden onderschat. Naar de
mening van de ondergetekenden behoort de
economische en monetaire poitiek van de over
heid er op gericht te zijn de conjunctuurbewe
ging zoveel mogelijk te egaliseren. Alleen reeds
daarom achten zij het gewenst waarborgen te
scheppen,, dat het economische en monetaire
beleid van de overheid niet wordt doorkruist
door de credietpolitiek der particuliere banken."
Nu iets over de reacties, die het wetsontwerp
heeft gewekt.
De eerste critische opmerkingen zijn naar voren
gekomen uit de hoek van het bankwezen, het
geen niemand «al verwonderen. De heer an
Leeuwen van de 1 wentsche Bank is niet mals
in zijn afkeurend oordeel. Hij verwerpt niet
een wettelijke regeling van het toezicht op het
bankwezen. In vele landen bestaan regelingen
hieromtrent. Dat ons land achteraan komt, is
eervol, omdat hier de behoefte aan wettelijke
legelingen nimmer scherp is gevoeld-
De standing en de traditie van ons land op
financieel gebied vertegenwoordigen een waarde,
waarop enige trots gewettigd is. De concen
tratie van, het bankwezen in Nederland is
heilzaam geweest en heeft veel ongelukken
voorkomen. Er is echter in de financiële wereld
wei iets te verbeteren. Een toezicht, zoals krach
tens dit wetsontwerp zal worden opgelegd, kan
niet overbodig worden genoemd.
Eigenlijk behoeven alleen maar de goede
Nederlandse tradities gecodificeerd te worden,
ten einde kwade gebruiken, die zich in de
periferie van het bankwezen mogelijkerwijs
zouden kunnen voordoen, te kunnen keren.
Het wetsontwerp echter, aldus de heer Van
Leeuwen, gaat verder en de bezwaren betref
fen de z.g. monetaire doelstellingen, welke in
dit ontwerp op warrige wijze door de bedrijfs
economische zijn heengevlochten. Het wetsont
werp is moeilijk los te maken van het slecht zit
tende monetaire noodverband,, dat sedert
i januari aan het bankwezen is aangelegd. Dit
noodverband moet nu met spoed een wettelijke
basis krijgen, waarbij aan de monetaire autori
teiten zoveel bevoegdheden zijn toegekend, dat
men van een koude nationalisering mag spre
ken. Het actuele probleem, waar het om gaat,
is helemaal niet het recht houden van de liqui
diteit van de banken, maar het rechthouden
van de liquiditeit van de schatkist. De bevoegd
heden gaan zover, dat voor eigen verantwoor
delijkheid van de leiding van het particuliere
bankwezen geen plaats meer over is- De zeg
genschap wordt overgedragen aan één centrale
figuur, aan de minister van Financiën. Deze
zal de banken kunnen degraderen tot deposito
instellingen, terwijl hij zal uitmaken hoeveel
van de deposito's in zijn schatkist zal terecht
komen en hoeveel er voor credietverlening aan
het bedrijfsleven zal overblijven.
De slotopmerking van de heer Van Leeuwen
is deze: ,,De oppositie tegen het wetsontwerp
7