clijbae
Deviezennota 1951
De regering heeft de Tweede Kamer met de
jongste deviezennota een uitvoerig overzicht
gegeven van de financieel-economische positie
van ons land in verband met het buitenlandse
betalingsverkeer. De toestand is zorgelijk, dat
is bekend genoeg en de slotzin van de nota stelt
ons dan ook al niet voor verrassingen. „Zoals
in de jaren vóór 1950 de betalingsbalans, onaf
hankelijk van toevallige factoren, een tendentie
tot geleidelijke verbetering vertoonde, zo ligt
het ook nu, na de terugslag van het afgelopen
jaar, binnen het bereik der mogelijkheden de
weg omhoog te hervinden. Aan twee onmisbare
voorwaarden moet hiertoe inmiddels worden
voldaan. 1 en eerste zal de nationale productieve
inspanning met alle kracht verder moeten wor
den opgevoerd. In de tweede plaats zal ons volk
zich bereid moeten tonen tot het brengen van
offers, die de huidige omstandigheden onver
mijdelijk maken."
Wij lezen verder op een andere plaats, dat het
niet te vermijden zal zijn, dat ook dit jaar een
deel van de lopende betalingen aan het buiten
land niet door deviezeninkomsten wordt ge
dekt. Het inzetten van een belangrijk deel van
cle toch reeds krappe goud- en deviezenreserves
kan slechts worden voorkomen, voorzover door
de V erenigde Staten in het kader van de econo
mische en militaire hulpverlening bijstand zal
worden verleend. Hierover zijn besprekingen
gaande. De regering hoopt, dat deze er toe zul
len leiden, dat op korte termijn dollarhulp wordt
verleend. Daarmede zou het gevaar worden af
geweerd, dat de beschikbare reserves tot een
onaanvaardbaar peil zouden dalen.
deze met een redelijke winstopslag door te be
rekenen in de vorm van omzetprovisie.
Indien blijkt, dat de concurrentie van andere
Ijanken zou dwingen tot een verliesgevend tarief,
kan men beter tot inkrimping van deze diensten
overgaan, vooral bij rekeningen waar de giro
activiteit hoofdzakelijk zeer kleine geldsbedra
gen betreft.
Wij zijn gaarne bereid hier mondeling of
schriftelijk van advies te dienen.
Landbouwpolitiek en betalingsbalans
1 )e nota bevat verder een hoofdstuk, waarin de
betekenis van de landbouw voor de betalings
balans wordt uiteengezet. Reeds in de deviezen
nota 1950 kon erop gewezen worden, dat de
pogingen om niet minder ingevoerd krachtvoe
der meer te produceren tot opmerkelijke succes
sen hadden geleid.
Met betrekking tot de verzorging van de eigen
bevolking is de toestand zodanig dat, met uit
zondering van de granen en vetten, de voorzie
ning nagenoeg geheel uit eigen productie ge
schiedt. Daarbij moet in aanmerking worden
genomen, dat niet uitzondering van kaas, vlees
en eieren het totale verbruik van voedingsmid
delen in 1949/'50 boven dat van voor de oorlog
ligt, terwijl voor aardappelen, suiker, melk en
vet ook de gemiddelde consumptie per hoofd
der bevolking boven het vooroorlogse peil ligt.
In tegenstelling tot het verbruik van voedings
middelen door de bevolking is het gebruik van
veevoeder (althans voor zover uit import af
komstig) nog aan zeer strenge distributiebepa
lingen onderhevig. Deze distributie beoogt het
verbruik van geïmporteerd veevoeder zoveel
mogelijk te beperken en tegelijkertijd de pro
ductie van veevoeder op het eigen bedrijf zoveel
mogelijk te stimuleren. Voor dit systeem is
's lands moeilijke deviezenpositie de doorslag
gevende factor geweest.
E11 1111 het resultaat van deze politiek.
De veestapel heeft het vooroorlogse peil over
schreden (rundvee en varkens) of nagenoeg be
reikt (pluimvee). Het totale veevoederverbruik
ligt boven het vooroorlogse, het gedeelte echter,
dat uit import wordt verbruikt, ligt aanzienlijk
beneden de vooroorlogse hoeveelheid. Deze be
sparing is bereikt door de opvoering van de
productie van veevoeder van eigen bodem door
betere voedermethoden en conservering van het
gewonnen product. Speciaal de behandeling van
het grasland heeft hierbij de volle aandacht.
Het is verder algemeen bekend, dat de export
van agrarische voortbrengselen voortdurend
groter wordt, ondanks de onzekerheid op de
buitenlandse markt. Vooral de uitvoer van vee
houderijproducten breidt zich uit.
Wij zijn met de bereikte productieverhoging
nog geenszins aan het einde der mogelijkheden.
4