FINANCIEEL OVERZICHT
In do afgelopen maand hebben zich de wolken
aan het firmament, wat hetreft 's lands finan
ciële positie, nog meer opgestapeld. Aan de ene
kant is de schatkist in voortdurende geldnood
komen te verkeren, aan de andere kant is de
betalingspositie tegenover het buitenland weder
om verzwakt. Bepaald aangenaam kunnen de
omstandigheden dan ook niet worden genoemd.
En wel des te minder, daar er nog geen tekenen
zijn. die op een wending ten goede in de ont
wikkeling wij zen-
De regering heeft het volk nieuwe moed inge
sproken ter gelegenheid van de publicatie van
de deviezennota in zoverre, dat daarin op grond
van besprekingen, die met de Amerikanen
gaande zijn, de hoop wordt geuit, dat er nieuwe
dollarhulp zal komen opdagen. Dit zou men dus
een lichtpunt kunnen noemen,, indien men er
vrede mee zou hebben, dat de Nederlandse
staatshuishouding op een zodanige wijze wordt
gevoerd, dat wij ,,dankje" moeten blijven zeg
gen tot de goedgeefse oom uit Amerika, wiens
goedgeefsheid wordt gestimuleerd door de drei
gingen van het communisme. Willen wij dat
niet en een einde maken aan een toestand, die
ons van buitenlandse schenkingen waarop
nimmer met zekerheid kan worden gebouwd
wegens de weerstanden, die hierdoor bij de
Amerikaanse belastingbetalers worden wakker
geroepen afhankelijk maakt, dan blijft er
geen andere keuze over (het is al herhaaldelijk
gezegd) dan ons levenspeil op een lager niveau
in te stellen of harder te werken en meer te
produceren. Waarschijnlijk zullen wij moeten
beginnen zowel het een als het ander te doen,
dus meer voort te brengen en soberder te gaan
leven.
Dat laatste veronderstelt een geneigdheid om
de spaarcenten intact te laten en het interen
te staken en zo, indien enigszins mogelijk van
onze lopende inkomsten nog wat op zij te leg
gen. De spaarzin moet dus weer groter worden.
Doch de ervaring leert, dat vertrouwen in de
koopkracht van het geld daarvoor een gebie
dende voorwaarde is. En dat vertrouwen kan
alleen worden gewekt door een zodanig finan
cieel beleid van de Staat, dat de schatkist niet
genoopt is gebruik te maken van de biljettenpers,
door de Nederlandsche Bank te dwingen schat
kistpapier op te nemen. Over het debetsaldo van
het Rijk bij de centrale bank willen wij dan nog
niet eens spreken, in de hoop, dat wij hier slechts
met een zeer tijdelijk verschijnsel te doen hebben.
Wat het plaatsen van schatkistpapier bij de
Nederlandsche Bank betreft, hieraan heeft het
Rijk zich voor een bedrag van ruim 100
millioen bezondigd, terwijl van het in Decem
ber 1950 door de circulatiebank opgenomen
bedrag van 300 millioen een schuld, die
eveneens als tijdelijk was bedoeld slechts de
helft werd afgelost. Tegenover dat schatkist
papier moet de Nederlandsche Bank, zoals dui
delijk zal zijn, geld op tafel leggen. Voor
zover tegenover zulk een geldschepping aflos
sing van schatkistpapier bij de particuliere
banken staat, achten de autoriteiten die geld
schepping wat betreft de invloed daarvan op de
geldomloop, verantwoord. Zij redeneren nl.
daarbij, dat de schuld van de Staat dan het
zelfde blijft. Dit laatste valt niet te betwisten.
Maar hierbij wordt dan verwaarloosd wat er
gebeurt met bet geld, dat vrijkomt door bedoelde
aflossing van de bij de particuliere banken af
geloste schuld- Eigenlijk zouden wij kunnen
zeggen, dat door de gevolgde gedragslijn het
zelfde geld tweemaal wordt uitgegeven, zonder
dat men het merkt. De eerste maal werd het
door het Rijk besteed, toen er schatkistpapier
bij de gewone banken werd geplaatst. De tweede
besteding geschiedt, wanneer de banken schat
kistpapier laten aflopen, ten einde de aflos
singsbedragen aan te wenden voor credietver-
strekking aan het bedrijfsleven of te voldoen
aan opvragingen van rekeninghouders. Men
kan het zich gemakshalve aldus voorstellen, dat
de schatkist de middelen,, die voor laatstbe
doelde doeleinden benodigd zijn, eerst eens even
bij de circulatiebank gaat halen om ze vervol
gens aan de banken te verstrekken.
Deze wijze van doen ontmoet in bankkringen
niet alleen critiek wegens de ongezonde uit
werking daarvan op het geldwezen of de onder
mijning van het vertrouwen, doch nog meer
wegens de tegenstrijdigheid, die in deze ge
dragslijn schuilt in verband met de dekkings
voorschriften, waaraan het bankwezen sedert
1 Januari jl. werd onderworpen. Toen deze
werden ingevoerd, heette het immers, dat hier
bij geenszins de bedoeling voorzat de finan
ciële positie van het Rijk te verlichten, doch
uitsluitend werd gedacht aan een beveiliging
van het geld en het tegengaan van inflatie door
22