Kort verslag van de Algemene Vergadering der
Centrale Bank, gehouden op 21 Mei 1951
De voorzitter van de raad van toezicht, de
heer D. W. Lindenhergh, opent de vergadering
en zegt, dat Nederland in zijn economisch leven
een zeer moeilijke tijd doormaakt en dat ook
de Centrale Bank de weerslag daarvan onder
vindt,, waardoor bestuur en directie voortdu
rend voor nieuwe vraagstukken geplaatst wor
den en vaak moeilijke en ingewikkelde onder
handelingen moeten voeren.
Hij wijst op de belangrijke expansie der crediet-
verlening van de locale banken in het aige-
lopen jaar, nodig, omdat Nederland zich tot het
uiterste zal moeten inspannen, maar vraagt
voorzichtigheid in verband met de onzekere tij
den te betrachten. Voorts wijst hij op de maat
regelen van de Nederlandsche Bank ter bescher
ming van de positie van de gulden, waarover
nog regelmatig besprekingen worden gevoerd
en op de renteverhogingen, welke in verband
met die maatregelen niet achterwege konden
blijven.
De aan de boerenleenbanken toevertrouwde
spaargelden en deposito's vertoonden in het af
gelopen jaar weliswaar geen noemenswaardige
daling, maar de deposito's bij de Centrale Bank
liepen sterk terug door crediet- en voorschot
verlening door de boerenleenbankendeze zul
len zich beperkingen moeten opleggen om
liquide te blijven en om boeren en tuinders en
hun eigen organisaties te kunnen blijven hel
pen. Met dankbaarheid constateert de voor
zitter, dat de Centrale Bank bevredigende resul
taten heeft bereikt, waarvoor bestuur en directie
alle hulde verdienen.
Nadat de notulen der vorige vergadering zijn
goedgekeurd deelt de voorzitter van het be
stuur, Prof. Dr. Ir. G. Minderhoud, mede, dat
de commissie tot voorbereiding van pensioen
voorziening van kassiers heeft aangedrongen
een dergelijke regeling te treffen voor wedu
wen en wezen van kassiers, omdat zij vreesde,,
dat anders niet alle kassiers mee zouden doen,
waarvoor echter nog 400000,nodig zou
zijn. Daar de bedrijfsresultaten in het eerste
halfjaar gunstig waren en het bestuur instemde
met de mening van de commissie en het doel
nl. pensionnering van kassiers op 65-jarige leef
tijd, stelt het voor dat bedrag voor de stichting
beschikbaar te stellen, welk voorstel door de
vergadering wordt aangenomen.
Vervoleens vraaet de heer Minderhoud de aan-
dacht voor enkele punten betreffende het jaar
verslag, dat reeds in de ringvergaderingen uit
voerig werd toegelicht. Daarin werden slechts
terloops de bezwaren tegen de credietbeperking
besproken, omdat nog onderhandeld werd.
Daarna wordt door hem het karakter der spaar
gelden bij de boerenleenbanken besproken,
welke naar zijn mening even stabiel zijn als
bij de gewone spaarbanken. Deze zijn bij de
boerenleenbanken vrijwel op peil gebleven,, maar
de deposito's bij de C entrale Bank liepen met
120 millioen terug door de sterke credi t-
behoeften van boeren en tuinders en coöperaties.
Voorts door uitbreiding van beleggingen en
door credieten aan gemeenten, polders, water
schappen, scholen, enz., voor wie de boeren
leenbanken een laatste toevluchtsoord zijn.
Ook van de Centrale Bank wordt veel geld ge
vraagd de teruggang per 18 Mei 1951 verge
leken bij 18 Mei 1950 bedraagt 175 millioen.
Het is dus noodzakelijk, dat én de boerenleen
banken én de Centrale Bank de pas markeren,
dat grote credieten buiten de landbouw ge
weerd worden en 'dat zelfbeheersing in acht
wordt genomen, waardoor de banken hun be
drijf kunnen blijven voeren in het belang der
leden.
Nadat de balans en de verlies- en winstrekening
over 1950 zijn goedgekeurd verklaart de ver
gadering zich te verenigen met het voorstel
ten opzichte van de gemaakte winst.
In de vergadering van het Onderling Waar
borgfonds deelt de voorzitter van het bestuur
mede, dat na een procedure 831.000,aan
betaalde belasting is teruggegeven, dat echter
de inspectie der belastingen het voornemen
heeft opnieuw een aanslag op te leggen over
1949, waarover opnieuw geprocedeerd zal
moeten worden. Ook deze rekening en verant
woording wordt goedgekeurd.
Vervolgens verdedigt de afgevaardigde van de
bank te Barsingerhorn de aanbeveling van de
lieer Joh. van der Veer voor de vacature in het
bestuur en de heer Wind de aanbeveling van
de heer J. L. Hoogland.
O O
1 3