voortduring gestreefd naar een evenwicht tussen beide wijzen van besteding. Het accent is terecht gelegd op de monetair neutrale besteding, het geen ons niet verbaasd indien men bedenkt, dat in Nederland de laatste jaren reeds een vijfde deel van ons nationale inkomen is geïnvesteerd. Onlangs beeft de Amerikaanse regering echter haar goedkeuring gehecht aan een plan voor de additionele besteding van ,,local currency gel den" voor landbouwdoeleinden en wel tot een bedrag van 92 millioen gulden. Dit plan zal in een periode van 3 tot 6 jaren tot uitvoering worden gebracht. In het onderstaande zal een overzicht worden gegeven van dit plan. Nog niet alle onderdelen zijn even ver uitgewerkt, terwijl tevens nog moet worden nagegaan, spe ciaal t.a.v. de onderzoekingsobjecten, aan welke objecten voorrang moet worden verleend. A. Landbouwhogeschool en landbouwkundig onderzoek 6.500.000. Het fundamenteel landbouwkundig onderzoek wordt na de tweede wereldoorlog nog steeds belemmerd ten gevolge van de verwoestingen in de hogeschoolstad Wageningen. Nederland heeft de meest intensieve land- en tuinbouwcultuur van de wereld. Het is dan ook niet mogelijk in hoofdzaak te steunen op het landbouwkundig onderzoek van andere landen. Ook de bodem en klimaatverschillen met andere landen nood zaken tot uitgebreid wetenschappelijk onderzoek. Grote aandacht zal besteed moeten worden aan de opleiding van landbouwtechnici, waarvan een aanzienlijk aantal in staat gesteld moet wor den aan goed geoutilleerde proefstations en instituten wetenschappelijk onderzoek te ver richten. Het fundamenteel wetenschappelijk en het toegepast landbouwkundig onderzoek ver dienen daarom alle aandacht. Een weloverwo gen coördinatie tussen de landbouwhogeschool, het ministerie van Landbouw, Visserij en Voed selvoorziening en T.N.O. dient bij voortduring te worden bevorderd. Deze coördinatie maakt het mogelijk het onderzoek te richten op de op lossing van de meest urgente problemen ten aanzien van akker- en weidebouw en veeteelt. a. Onderzoek ten aanzien van de productie. Het normale begrotingsbudget biedt onvol doende onderzoekingsmogelijkheden om de op voering van de intrinsieke voedingswaarde van vele voedergewassen en de meest gunstige milieufactoren te bestuderen: 1. de selectie van een goede voeraardappel met een hoge zetmeelwaarde en een hoog eiwit gehalte moet met kracht worden bevorderd 2. de rationalisering van de voederbietencultuur is noodzakelijk; beperking van het rassen- sortiment zal wellicht van voordeel zijn 3. de veredeling en het rassen- en soorten- onderzoek van grassen en klavers is nood zakelijk; de opvoering van de wisselbouw levert zijn volle rendement pas op, wanneer beschikt kan worden over goede, bij het Nederlandse klimaat en de bodem passende witte en rode klaver- en grassoorten 4. de bestudering van de waterhuishouding is gewenst. De vraagstukken rondom de „water balans" blijken van grote invloed op de pro ductie te zijn. De hiermede samenhangende studies inzake de indrogende gronden en infiltratie en de gevaren van verzouting dienen met kracht te worden voortgezet. b. Onderzoek van de conserveringsmethoden in de landbouw. Bij de diverse conserveringsmethoden alsdro gen, stomen en ensileren, stuit men nog bij voortduring op moeilijkheden van praktische en financiële aard. Toch moeten deze overwon nen worden wil een redelijke voedselvoorziening voor een enigszins stabiele veestapel verzekerd zijn. In jaren met een ruime oogst moet zoveel ruwvoeder goed geconserveerd kunnen worden, dat na de daaropvolgende stalperiode nog een behoorlijke hoeveelheid geconserveerd voedsel resteert voor de volgende stalperiode. Alleen dan immers is bij een matige binnenlandse oogst in het daarop volgend jaar de overheid niet direct verplicht veel meer krachtvoer te im porteren of bij gebreke daarvan de boeren te noodzaken hun veestapel te verkleinen met alle repercussies van dien op o.a. de export van zuivel en andere dierlijke producten. De ervaringen met ensilering hebben speciaal in 1949 geleerd, dat de ensilagetechniek nog op een of andere wijze verbeterd moet worden, daar nog veel gistingen en bacterie-ontwikkelingen optreden, die de kwaliteit der kaas zeer nadelig beïnvloeden. Ook de techniek van het kunst matig drogen van gras en lucerne moet nog uit gebreider worden onderzocht, speciaal ten aan zien van het brandstofgebruik. Kunstmatig gedroogd gras, lucerne en ruw- voeders kunnen een belangrijke bron worden van binnenlandse eiwitproductie. 8

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 8