Het bezit van een eigen huis en bouwkassen (Slot.) Verder wordt in de brochure nog gewezen op de belangrijkheid van de bouwtechnische voor lichting, welke naar onze mening hoe nuttig deze voorlichting ook kan zijn van bijkom stig belang moet worden geacht zolang de financieel-technische problemen niet naar be horen zijn opgelost. Ten slotte getuigde de houwkas nog van haar .vertrouwen, ook in dc toekomst voldoende vreemd geld op een redelijke basis te kunnen lenen om de wachttijden binnen redelijke gren zen te kunnen houden en het hypothecair crediet tegen een redelijke rente te kunnen verstrek ken." Naar onze mening slaagt zij er echter niet in dat vertrouwen te rechtvaardigen. De erva ring, dat zich tot nog toe geen onoverkomelijke moeilijkheden hebben voorgedaan bij de ver krijging van vreemd geld, is geen voldoende geruststelling, daar bij de bouwkassen de moei lijkbeden juist in de latere bestaansjaren plegen te rijzen. Ook de gemeentelijke garanties voor de bouwkashypotheken en de mening van de bouwkas, dat haar vreemd-geldbehoefte nog al mee zal vallen 15 tot 25 millioen wordt ge noemd), zijn te wankele grondslagen voor een zo groot vertrouwen tegenover welk vertrou wen reeds bij voorbaat vergaande beloften aan de sparende deelnemers zijn gedaan tot bet ver strekken van hypotheek. Wonderlijk is de wijze, waarop de bouwkas komt tot een taxatie van de hoegrootheid van haar behoefte aan vreemd geld. Ze verwijst daarbij naar een gedeelte uit ons artikel, welk gedeelte echter op een bouwkas van haar type zonder meer niet kan worden toegepast en komt als volgt tot een zonderling resultaat. Bij de behandeling van een voorbeeld tot be rekening van de behoefte aan vreemd geld bij een bouwkas, welke haar wachttijd zou fixeren op een als redelijk aangenomen termijn van b.v. 8 jaar, schreven we onder meer ,,Bij verplichte spaarstortingen en aflossingen van eenzelfde grootte als bij de meeste renteloze kassen gebruikelijk is, stijgt de behoefte aan vreemd geld totdat zij op den duur een grootte bereikt van ongeveer het drie- d vijfvoud van de jaarlijkse productie". De daarna volgende zin wordt in de brochure geciteerd en luidt: „Zouden er b.v. jaarlijks 5000 nieuwe deelnemers toetreden, die elk spa ren voor een bouwkapitaal van 10.000.- jaarlijkse productie dus 50 millioen), dan zou die kas na de aanloopperiode, voortdurend behoefte hebben aan vreemd geld tot een bedrag van rond 150 tot 250 millioen." De bouwkas ageert hierop als volgt „Om te beginnen is voor cle berekening van het benodigde vreemde geld het uitgangspunt van een jaarlijkse aanwas met 5000 contracten van elk 10.000.;wel wat erg theoretisch, zelfs in de allereerste tijd heeft onze bouwkas ten minste nog niet zo'n enorme groei vertoond. De ervaringen van de laatste tijd geven eerder grond voor een prognose, waarbij een jaarlijkse aanwas van 500 contracten van plm, 5000. tot uitgangspunt genomen is. Nemen we echter eens bet dubbele hiervan en accepteren wij de door de Raiffeisen-Bank toegepaste bereke ningswijze, dan wordt de voortdurende vreemd geldbehoefte ongeveer 15 tot 25 millioen gulden, een heel wat redelijker bedrag." Dit zou juist zijn, indien de bouwkas dezelfde voorwaarden had als de renteloze kassen, welke de deelnemers per jaar 6 van de contractsom laten aflossen. Dit is evenwel niet het geval, zij laat haar deelnemers vrijwel steeds in 30 jaar aflossen. Bovendien verstrekte ze buiten en behalve de contractsom ook nog het bedrag der onrendabele bouwkosten en wel voor den duur van b.v. 10 jaar. Had de bouwkas met deze afwijkingen rekening gehouden, dan zou zij tot de ontdekking zijn gekomen, dat haar voort durende behoefte aan vreemd geld veel hoger zou zijn dan de door haar genoemde 15 tot 25 millioen. Indien haar hij een meer correcte berekening zou blijken, dat die behoefte eerder zou neigen tot een bedag van rond 100 tot 725 millioen, dan vragen wij ons af of het door haar zo nadrukkelijk uitgesproken „ver trouwen" ook zal kunnen gelden voor een zoveel groter bedrag, zelfs rekening houdende met het schier onbegrensde optimisme, dat haar blijk baar eigen is. 13

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 13