LET OP U SAECK! vraagstuk. Vele runderen sterven jaarlijks ten gevolge van t.b.c. Bovendien hebben runderen, die aan t.b.c. lijden, geen optimale productie; het rendement van het verstrekte veevoeder is beneden normaal. Ten slotte wordt ook de volksgezondheid door deze rundertuberculose geschaadde onderzoe kingen hebben uitgewezen, dat tuberculose bij kinderen voor een hoog percentage wordt ver oorzaakt door de rundertuberkelbacil. Een Nationaal Rundvee-t.b.c. Bestrijdingsplan is in voorbereiding. In Walcheren het eerste grote gebied in Nederland, dat t.b.c.-vrij is - is veel ervaring opgedaan; hetzelfde geldt voor Voorne en Putten en een groot deel van Drenthe. Het plan gaat uit van een financiering voor 50 door de overheid en voor 50 door de boeren. De totale kosten worden geraamd op circa 100 millioen gulden, zodat de overheid 50 millioen zal bijdragen. E. Winning van organische meststoffen 10.000.000.—) De voorziening van de bodem met organische stof is van fundamentele betekenis voor de in standhouding van de bodemvruchtbaarheid. Bij het achterwege blijven hiervan moet gevreesd worden voor een steeds verder voortschrijdend verval. Eén van de eerste vereisten is daarom, dat de mest van het vee goed wordt bewaard en aangewend. De verwerking van de stedelijke afvalstoffen tot compost moet eveneens met alle kracht wor den bevorderd. De grond moet meer en meer gaan produceren, zodat het hehoud van de bodemvruchtbaarheid voortdurende zorgen ver eist. Het ligt in de bedoeling, dat de Vuilafvoer maatschappij (Vam) te s-Gravenhage zal wor den gereorganiseerd en dat de Staat tot een bedrag van 10 millioen zal deelnemen in het maatschappelijk kapitaal. Tot zover het artikel van de heer Herweyer. Wij voegen hieraan nog toe, dat inmiddels door de overheid officieel is medegedeeld, dat door de Amerikaanse regering is toegestaan een be drag van 25 millioen ten laste van de tegen waarderekening aan te wenden voor de vor ming van een borgstellingsfonds voor land- en tuinbouw. Wij verwijzen in dit verband naar het artikel in de Raiffeisen-Bode van Maart j.1. I11 de Raiffeisen-Bode van Maart 1951 hebben we onze bezwaren uiteengezet inzake de ver strekking van leningen aan de lagere publiek rechtelijke lichamen (gemeenten en waterschap pen). Wij meenden een waarschuwend woord te moeten doen horen, omdat ons gebleken was, dat de beleggingsinstituten, waarbij deze licha men tot voor kort nog terecht konden, zich sinds het rendement van staatsobligaties onge veer 2>/ was geworden, geheel terugtrokken op dit gebied en dat als gevolg van deze terug houdendheid een overstelpende vloed van aan vragen bij onze aangesloten banken binnen kwam. Het is echter te veel gevraagd van deze banken om die leningen, welke andere instituten om gegronde redenen afwijzen, op te nemen met de daaraan verbonden bezwaren van ver mindering van het concurrerend vermogen en van bedreiging der eigen liquiditeitspositie. Wat het concurrerend vermogen betreftandere instellingen, die hun kruit droog houden en overstappen in beleggingen, die een hoger ren dement opleveren, zullen later in staat zijn een hogere rente voor spaargelden uit te keren of hun exploitatierekening beter sluitend te maken dan de banken, die met de lage rentegevende, onopzegbare leningen als zovele blokken aan het been blijven zitten. Wat de bedreiging van de liquiditeitspositie betrefteen te veel vastleggen der gelden in leningen met lange looptijd buiten de gewone voorschot- en credietverlening aan haar leden zal met een der voornaamste eisen, welke men aan een bank moet stellen, in strijd komen nl. met de eis, dat de bank ten tijde, waarop en in de mate, waarin de spaarders en deposanten dit verlangen, in staat moet zijn om aan hen die toevertrouwde gelden terug te betalen. Bij ver waarlozing van die eis zal bovendien de voor naamste taak van de bank, nl. de verschaffing van het benodigde bedrijfskapitaal aan de leden der bank, in het gedrang komen. Bij onze aangesloten banken bleek vooral na 1946 niet alleen een grote vraag naar bedrijfs- 10

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 10