mische integratie zou betekenen. Dit vooruit zicht is voor ons land, dat er een groot belang hij heeft, dat de banden, die het Europese goe derenverkeer in de knel houden, worden los gemaakt, al bijzonder onaantrekkelijk. De be perking van de consumptie en de investeringen zal derhalve voornamelijk met monetaire en fiscale middelen moeten worden bewerkstelligd. Een grote moeilijkheid zal het zijn te voor komen, dat een druk op de investeringen niet mede het gevolg heeft, dat nuttige productie wordt geschaad en dat de stijging van de ar beidsproductiviteit wordt geremd. Het rapport van de S.E.R. legt dan ook de nadruk op monetaire en fiscale maatregelen en noemt „zo nodig" distributiemaatregelen. Prijs- en loonpolitieke maatregelen moeten een afge leid karakter hebben. Als op deze wijze wordt opgetreden acht men het mogelijk het gewenste doel te bereiken zonder de arbeidsvrede te ver storen. Belangrijk is de opsomming, die het rapport geeft van de maatregelen op monetair gebied. Er zijn zes middelen, t.w. 1. het verlagen van de overheidsuitgaven voor investeringen en die van andere aard 2. het verlagen van subsidies; 3. het verhogen van indirecte belastingen op weeldeartikelen en op het massaverbruik 4. de herziening van de vennootschaps- en inkomstenbelasting 5. het heffen van een bijzondere oorlogswinst belasting 6. het doen van een beroep op besparingen, d.w.z. het plaatsen van leningen. Deze opsomming geeft een indruk van de pijn lijke operatie, die op de Nederlandse economie zal moeten worden toegepast. De patiënt ligt klaar, maar de heelmeesters laten nog op zich wachten. Vastgelopen De vorige maand konden we met enige vol doening melding maken van het tot standkomen van een nieuw handelsverdrag tussen Duitsland en Nederland. Voorzover er over dit feit vreugde geheerst heeft in Nederland, is zij van korte duur geweest. In de tweede helft van Februari heeft de Westduitse regering de ge liberaliseerde invoer (30 a 40 procent van de handel omvattende) voorlopig stopgezet; daar naast zijn ook in de gecontingenteerde sector moeilijkheden opgetreden door het niet in vol doende mate beschikbaar stellen van betalings middelen, later zelfs door een invoerverbod voor alle goederen, waarvoor quota waren vastge steld. Hierdoor zijn b.v. onze groenten- en fruitexport getroffen. Hoewel met betrekking tot dit laatste ook de actie van de Duitse Boerenbond tegen de invoer van fruit haar in vloed niet zal hebben gemist, ligt toch de grond oorzaak van de Duitse afweer in de moeilijke deviezenpositie van dit land. Duitsland is toe getreden tot de Europese Betalingsunie zonder deviezenreserves. Het aandeel, dat het uit de E.B.U.-pot kreeg toegewezen (320 millioen dollars) was spoedig opgebruikt. In December werd opnieuw 120 millioen gulden ter beschik king gesteld, welk bedrag voor 1 Augustus a.s. zou moeten zijn terugbetaald. Met spanning wordt afgewacht of de reis van de Duitse minister van Economische Zaken naar Amerika uitkomst zal brengen. Duitsland is vastgelopen in de liberalisatie van de invoer. Het is zeer te hopen, dat er een uit weg gevonden wordt, opdat wij naar dit belang rijke, maar helaas door de wankele economische positie van het land, onberekenbare afzetgebied, weer ongehinderd toegang krijgen. Dit is een van de grote problemen, waarmede onze agra rische afzet te kampen heeft naast de inkoop- politiek van de Engelse regering, die aan Deense en Nederlandse producenten geen be hoorlijke prijzen schijnt te gunnen, de Benelux- obstakels veroorzaakt door het verschil in kost prijzen en verder in het algemeen de zeer moei zame vorderingen, die bereikt worden op het gebied van het ter zijde stellen van handelsbe lemmeringen en de economische samenwerking in Europa. Exportcijfers van 1950 Aan producten van akkerbouw, veehouderij en tuinbouw is in 1950 voor 1596 millioen uit gevoerd, dat is 270 millioen meer dan in 194.9, toen de waarde van de export 1326 millioen bedroeg. De cijfers voor 1946, 1947 en 1948 bedroegen respectievelijk 311 millioen, 586 millioen en 862 millioen. Het valt op, dat de uitvoer van dierlijke pro ducten, die langzamer op gang gekomen is dan de export van akkerbouw- en tuinbouwvoort- brengselen, thans veruit de leiding heeft. Aan dierlijke producten werd uitgevoerd voor 919,2 millioen, aan tuinbouwproducten voor 392,8 millioen en aan akkerbouwproducten voor 284,1 millioen. De voornaamste posten van het agrarische uitvoerpakket waren in 1950 boter 257 millioen), kaas 162 millioen), eieren 167 millioen), verse groenten en fruit (Zie vervolg pag. 6) 5

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1951 | | pagina 5