Een vergelijking
Het is altijd de moeite waard op te merken
hoezeer onze kijk op een bepaalde situatie in het
verleden beïnvloed wordt door de omstandig
heden van het ogenblik. Wij zien thans de
economische positie van Nederland omtrent de
jaarwisseling 1949/1950 in steeds rooskleuriger
bewoordingen afgeschilderd. liet is nu zo ver,
dat geconstateerd wordt, dat wij er een jaar
geleden bovenop waren; toen kwam de oorlog
in Korea en daarna ging het jammerlijk mis.
Wij kunnen ons echter met de beste wil niet
herinneren, dat een jaar geleden een punt be
reikt was, waarbij met voldoening kon worden
vastgesteld, dat het economisch herstel van
Nederland zijn beslag had gekregen. Wèl her
inneren wij ons, dat geconstateerd kon worden
dat de betalingsbalans in 1949 een enorme ver
betering had ondergaan, maar ook dat hier
factoren in ons voordeel hadden gewerkt (de
valuatie, sterke vergroting van het handelsver
keer met Duitsland en Indonesië, zeer grote
oogsten) die als éénmalig beschouwd moesten
worden. Reeds aanstonds in 1950 kwamen er
moeilijkheden, vooral door de sterk vergrote
invoer van goederen uit de Marshall-landen,
zulks als gevolg van de liberalisatie van het
handelsverkeer. Er doemden vele problemen op,
spanningen tussen lonen en prijzen, afzet-
moeilijkheden voor agrarische producten, te ge
ringe arbeidsproductiviteit, te trage ontwikke
ling van de industrialisatie, vraagstukken
moeilijk genoeg om ons voor de toekomst met
de nodige zorg te vervullen. In het licht van de
huidige moeilijkheden mogen die van een jaar
geleden licht schijnen, in werkelijkheid waren
zij dat niet, was er althans geen reden om er
toen licht over te denken. Voorzover er uit een
vergelijking enige lering te trekken valt, kan
het deze zijn, dat wij ons misschien te veel laten
neerdrukken door de zwaarte van de problemen
van het ogenblik, waarvan wij menen dat ze op
de een of andere uiterst pijnlijke wijze wel tot
een oplossing kunnen worden gebracht. Daarbij
vergeten we wel eens, dat ondanks onze steeds
dieper wordende kennis van de economische
verschijnselen en hun samenhang en ondanks de
groei van ons vermogen om de economische
situatie naar onze hand te zetten, deze toch
goeddeels beheerst wordt door niet te voorziene
gebeurtenissen.
Het beste zal zijn, dat wij bij alle zorg, die de
tegenwoordige toestand ons opdringt, een zekere
opgewektheid weten te bewaren. Het is bepaald
onverstandig die opgewektheid te maken tot
iets, dat alleen tot de verleden tijd zou kunnen
behoren.
De pijnlijke operatie
Na dit aanloopje gaan we de aandacht vestigen
op het advies, dat de Sociaal-Economische
Raad (S.E.R.) aan de regering heeft uitge
bracht over de loon- en prijspolitiek voor de
naaste toekomst. Dit is natuurlijk geen opwek
kende lectuur. Geconstateerd wordt, dat de
loon- en prijspolitiek afgestemd moet worden
op de doeleinden van de algemene economische
politiek. Wij moeten streven naar herstel van
het evenwicht in de betalingsbalans; tevens moet
plaats gemaakt worden voor het defensie
programma. Er wordt geraamd, dat daarvoor
een bedrag van 1100 millioen zal moeten
worden vrijgemaakt. Deze middelen kunnen
slechts op een beperkt aantal manieren worden
gevonden en wel inextra vergroting van de
arbeidsproductiviteit, vergroting van buiten
landse bijdragen, vermindering van investe
ringen en van consumptie.
Op de beide laatste middelen moet de nadruk
vallen. Het rapport berekent, dat ter bereiking
van de benodigde middelen van 1100 millioen
het nodig zou zijn het verbruik te beperken met
5 en de investeringen met 10 Wil men
de oplossing meer eenzijdig zoeken in de be
perking der investeringen, dan zou men deze
kunnen verminderen met 20 en daarnaast het
verbruik met 3
De gedachte, dat wij ons beperkingen in boven
genoemde zin zullen moeten getroosten, komt
niet als een verrassing. Het gaat nu in de eerste
plaats over de vraag, hoe men deze beperkingen
zal trachten te bereiken. Onze regering is er
voorshands afkerig van het verbruik en de in
vesteringen aan banden te gaan leggen, door
wat men noemt physieke controlemaatregelen
hieronder zou men kunnen verstaan distributie
van levensmiddelen, toewijzing van materialen
e.d. De herinneringen aan maatregelen van
deze aard zijn nog te levendig dan dat men zou
hebben vergeten hoe bezwaarlijk zij in hun uit
werking zijn. Bovendien zouden zij een ver
gaande reglementering van het goederenver
keer met het buitenland noodzakelijk maken,
hetgeen het einde van het streven naar econo-
4