gewijd, hebben nog eens de aandacht gevestigd
op de moeilijkheden, waarvoor ons land zich
thans geplaatst ziet. Er rest ons niet zo heel
veel tijd meer om te trachten orde op zaken te
stellen, want zoals men weet loopt de Marshall
hulp medio 1952 af. I Tet was louter aan de
Marshall-schenkingen te danken, dat het Ne
derlandse volk zich de laatste jaren een groot
tekort op de betalingsbalans heeft kunnen ver
oorloven en desondanks de deviezenreserves,
dus de voorraad aan goud en buitenlandse be
taalmiddelen bij de Nederlandsche Bank, nog
aanzienlijk heeft kunnen versterken. Werd bij
het in werking treden van de Europese Beta
lingsunie in Juli 1950 nog de verwachting ge
koesterd, dat onder de nieuwe regeling van het
Europese betalingsverkeer het tekort op de be
talingsbalans geleidelijk zou afnemen, zo is in
middels de ongegrondheid van deze verwachting
wel overduidelijk gebleken uit de cijfers, die
omtrent de stand van de rekeningen der bij de
E.B.U. aangesloten landen werden gepubliceerd.
Tot einde Januari jl. bedroeg het tekort voor
Nederland in feite reeds 134 millioen of 510
millioen. E11 er zijn geen tekenen, dat er intus
sen een verbetering ten goede is ingetreden.
Ook dit tekort dat uiteraard belangrijk bij
draagt tot het totale tekort op onze betalings
balans wordt met als tijdelijk bedoelde Mars
hall-hulp gedekt.
De Sociaal-Economische Raad gaat er in zijn
advies aan de regering van uit, dat het ver
broken evenwicht kan worden hersteld door het
treffen van drastische maatregelen op finan
cieel en economisch gebied. De hoogte van de
guldenskoers tegenover de dollar en de andere
buitenlandse betaalmiddelen blijft echter onbe
sproken. Er wordt dus blijkbaar van uitgegaan,
dat evenwichtsherstel op basis van de bestaande
wisselkoersverhouding 1 3.80) kan
worden verkregen. Of zulks inderdaad het ge
val zal kunnen zijn, zal de toekomst eerst kun
nen leren en zal in hoge mate mede afhangen
van de verdere internationale prijsontwikkeling.
Men kan het overigens betreuren, dat wel de
wenselijkheid van consolidatie van vlottende
schuld wordt aangeroerd, doch hoegenaamd
niet wordt gerept van de goedkoop-geld-politiek.
Immers is zonder een verhoging van de rente-
roet voor staatsleningen tot een peil, dat meer
met de toegenomen kapitaalschaarste en het
werkelijk rendement van de uitstaande obligatie
leningen in overeenstemming is, consolidatie op
noemenswaardige schaal niet denkbaar. Boven
dien is geen middel zo doeltreffend tot het
remmen van de investeringen en het versterk-
ken van de spaarzin als een hoge rente.
Er is te meer aanleiding voor de Staat om het
roer ten aanzien van het rentebeleid om te
gooien, nu steeds meer tekenen wijzen op het
aantrekken van het rentepeil op die gebieden,
die buiten het directe domein van de overheid
vallen. Zo is bij verschillende grote banken
kortelings de creditrente met J4 verhoogd,
nadat een paar weken tevoren tot een dergelijke
verhoging van de debetrente was overgegaan.
De uitgifte van 100 millioen 3V2 %-onder-
bandse leningen door de Herstelbank a 100
waarbij bovendien een opneemprovisie wordt
betaald van ijj wijst in dezelfde richting.
I )e terughoudendheid, die wordt betracht met
betrekking tot de inschrijving op de 2Y\ c/c
rentende belastingcertificaten, kan eveneens als
een bewijs worden beschouwd voor de verwach
tingen van een stijging van de rente. De in
schrijvingen schijnen zich tot dusverre voor het
overgrote deel te hebben beperkt tot omzettin
gen van gelden, die in schatkistpapier waren
belegd, in het nieuwe belastingpapier. liet ren
teverschil met schatkistpromessen, die slechts
1/2 rente per jaar afwerpen, is dus blijkbaar
niet voldoende om nieuwe middelen aan te trek
ken, omdat men de kans op koersverlies te
groot acht.
De zwakke positie van de gulden is in de afge
lopen maand minder in de koersen van de Ne
derlandse en Indonesische waarden dan wel in
die van de Amerikaanse fondsen, die op de
Amsterdamse beurs worden genoteerd, tot uit
drukking gekomen. Het agio is voor deze laatste
tot ca. 12J-2 gestegen. Dat wil dus zeggen,
dat men gemiddeld 12 J-j meer te Amsterdam
moet betalen bij aankoop van Amerikaanse
fondsen dan indien men dezelfde transacties op
de New orkse beurs had kunnen afsluiten.
Verder is er grotere kooplust voor de Neder
landse dollarleningen aan de dag getreden, het
geen evenzeer kenmerkend kan worden geacht
voor een zekere angst voor de gulden. De inter
nationale aandelen van de Amsterdamse beurs
en vooral Koninklijke Petroleum hadden gedu
rende de laatste weken voortdurend te lijden
onder verkoopsdruk, verband houdende met
aanbod, dat uit New York afkomstig was. Dit
aanbod droeg een zuiver technisch karakter en
hield verband met min of meer ingewikkelde
arbitragetransacties, mogelijk gemaakt door de
19