(■Mistige positie van de Oostenrijkse spaarbanken
De jonge boeren
Van de vele filmavonden mogen wij een avond
in de polder Mastenbroek bij Hasselt vermelden.
De plaatselijke afdeling van de C.B.T.B. had
de avond georganiseerd in een schoollokaal, dat
welhaast te klein was om de vele bezoekers te
bevatten. Daarbij waren veel jonge boeren, die
van een grote belangstelling getuigden. De
Coöp. Boerenleenbank te Hasselt verleende haar
medewerking.
Lunterse belevenissen
Onder dit hoofd lazen wij in de Luntersche
Courant een artikeltje over de boerenleenbank,
gesteld in het Veluws dialect. De bank te
Lunteren heeft haar eigen wijze om het sparen
aan te moedigen en ondervindt daarbij veel
medewerking.
Een deel van het artikeltje laten wij hieronder
volgen
,,An 't eind van 't jaor, zo in de laotste week
van December, hè 'k altoos de gewoonte um alle
schuld, die 'k zo hier en daor nog hét staon, te
betaole en a'k dan goed geboerd hêt, breng ik,
wat ik overhouw, naor de boereleenbank.
Net na de oorlog, toe Liefting zo mit dat geld
lag te mieren, hè 'k een paor jaor over mótte
slaon, mer verleje week hè 'k gelukkig weer een
bietje weg kunne brenge.
Sommige minse mene, dat spaore tegeswoordig
niet meer nódig is, umdat Drees d'r toch wel
veur zórgt, dajje op je ouwe dag gien aarmoei
liejt, mer daor bin ik 't toch niet mee eens.
As 't effe kan, wil ik greig wat achter de haand
houwe, veur die kwaoje dag. En hoe vrógger of
je daor mee begint, hoe beter of 't is.
Daorum viend ik 't ók zo goed, dat de spaor-
banke tegeswoordig zo veul waark make van 't
jeugdspaore."
Onder bovenstaande titel troffen wij in de
Zwitserse Raiffeisen-Bode van 15 November j.1.
een artikeltje aan over de spaarbanken in Oos
tenrijk. Het is ons helaas niet duidelijk over
welke spaarbanken gesproken wordt, doch ver
moedelijk betreft het de gezamenlijke spaar-
instellingen, dus ook de z.g. Raiffeisenkassen.
De positie van de Oostenrijkse spaarbanken
wordt evenals vroeger door een uiterst hoge
liquiditeit gekenmerkt.
Bij een huidig ingelegd totaal van rond twee
milliard schilling bedragen de vlottende mid
delen bijna een milliard, waarvan 111 millioen
kasgeld, terwijl de rest uit direct opeisbare vor
deringen op de Postspaarbank en de Nationale
Bank bestaat. Het ingelegd totaal wordt voor
rond 917 millioen uit spaargelden gevormd en
voor de rest uit girosaldi. Daartegenover lijken
de verplichtingen van 52,5 millioen schilling
aan schatkistpapier wel zeer gering.
Het uitstaande crediet bedraagt aan hypotheken
401,4 millioen en aan onderling crediet 106,6
millioen.
Bij credietverstrekkingen zijn de spaarbanken
tegenwoordig zeer voorzichtig. Er worden in
hoofdzaak slechts credieten op korte termijn
verleend, terwijl aan de looptijd strikt de hand
wordt gehouden.
Een overzicht van de credietnemers toont aan,
dat in het eerste kwartaal van 1950 latere
cijfers zijn nog niet beschikbaar de handel
zijn credieten van 72,5 tot 82,8 millioen schil
ling verhoogde, dat voor wederopbouw en voor
herstel van woningen 176,3 millioen vereist
werd tegenover 168,9 millioen in het begin van
het jaar en dat de behoefte aan bedrijfscrediet
van 196,4 tot 205 millioen steeg, terwijl de
agrarische credieten met 87,4 tegenover 86,7
millioen bijna onveranderd bleven.
Er wordt weliswaar verwacht, dat de vraag
naar agrarisch crediet in de naaste toekomst
sterk zal kunnen toenemen, daar de landbouw
in de jaren van hoogconjunctuur met haar dik
wijls grote overschotten aan contanten in zake
lijke waarden vluchtte, terwijl men nu vaak de
nodige gelden mist voor aanschaffingen en be
lastingbetalingen, al is ook een feitelijk bezit
voorhanden.
Een verdeling van de nieuwe inlagen over de
groepen van spaarders geeft een zeer interes
sant beeld. Het voorbeeld van een spaarbank in
het Nederoostenrijkse industriegebied laat ons
namelijk zien, dat 21 van de stortingen af
komstig is uit de kringen van gesalariëerden,
20 van de kant van de nijverheid en 18 °/r
werd door de handel ingelegd, waartegenover
boeren en rentetrekkenden met elk 4 en ar
beiders met 2 sterk achterblijven.
De gezamenlijke rest, namelijk 31 komt van
spaarverenigingen en kan grotendeels ook op
rekening van de arbeiders worden gezet.
De spaarverenigingen zijn daarom een zeer be-
18